Mandatum XXIX
Tekst 1: De Romeinen, die vreesden dat ze zouden sterven, stuurden gijzelaars naar koning Porsenna: tussen de menigte van zonen en dochters van aanzienlijke burgers was er een meisje genaamd Cloelia. Nadat de gijzelaars ingesloten waren, beloofde de koning zich dat hij Rome niet zou binnendringen. Cloelia wilde echter niet ingesloten worden. Stiekem zat zij dicht bij de poort wachtend op gelegenheid voor een vlucht. Herhaaldelijk werd de poort geopend en gesloten, maar de aandacht van de bewakers was nauwlettend gericht op de mensen, die het kamp binnenkwamen of verlieten. Eindelijk zag het meisje door een stoet slaven stinkende mest naar buiten gedragen worden. Ze stond op haar schuilplaats en terwijl ze zich tussen de slaven verborg, ging ze het legerkamp uit. Ze daalde van de berg af, waarop het legerkamp was, stak de rivier over en ging naar huis. De ouders waren echter helemaal niet blij dat de dochter aanwezig was. Zij zeiden: Jouw vaderland heeft een erewoord/woord van trouw gegeven, dat jij brak. Het is nodig dat je uit jezelf teruggaat en dit draagt, wat hij jou gebeurde/is gebeurd/is overkomen. Het meisje gehoorzaamde.