Tekst 3: Kronos (versie 2)
In de tijd van Kronos is het leven aangenaam. De zon schijnt immers altijd. Steeds waait de wind en overal stromen rivieren.
Prometheus kijkt eens rond op de aarde: En hij merkt de rotsen op, en de bomen, en hij merkt de rivieren en de vlakte op. Overal neemt hij wilde dieren waar: Herten, maar ook slangen, bijen en zelfs vogels. Prometheus is niet tevreden. Want de appelboom draagt weliswaar appels, maar niemand eet de appels. Over de vlakte rennen paarden, maar niemand temt de paarden en niemand brengt ze naar huis. Prometheus zegt: ‘Het is nodig om beheerders te hebben: want nu beheert niemand de aarde.’ Meteen pakt Prometheus klik en eerst boetseert hij beelden, daarna maakt hij de beelden levend en noemt hen mensen. En dan zijn de mensen opzichters en beheren de aarde.