Tekst 17 (versie 2)
1. Onlangs had Marcus Aurelius Lentulus zijn echtgenote verloren aan de dood. De bedroefde echtgenoot maakte een plechtige begrafenis voor zijn Fabia. Plechtig gingen veel mensen voort in een stoet, allen gekleed in sombere kleren.
5. Ongelukkig huilden en jammerden zij. Een droevige stoet ging door de straten. Helemaal niet ver van de stad was een brandstapel. Dappere mannen hebben de lijkbaar gedragen en op de brandstapel geplaatst. Daarna plaatste Lentulus kleding van de echtgenote in de brandstapel en zei:
10. 'Vaarwel, Fabia, ik heb heel erg veel van jou gehouden. Jij hebt mij gelukkig gemaakt.' Toen stak hij de brandstapel met een fakkel aan. Nu is het nacht, maar Lentulus kan niet slapen. Hij zegt: 'Fabia was een goede echtgenote voor mij. Ze was een dappere en felle vrouw, ik ben echter mild en wel eens een beetje slordig.
15. Met felle woorden kon ze me terechtwijzen, als iets ook maar een beetje slordig was. Maar nu mis ik haar heel erg: ik mis haar lieve stem, ik mis zelfs de felle woorden van mijn Fabia.....'
19. Plotseling verschijnt aan hem de schim van zijn echtgenote. Ze schreeuwt boos: 'Stommeling! Nietsnut! Jij, Lentulus, bent altijd wel een beetje slordig geweest, maar jij kon toch zeker wel zorgvuldig een begrafenis maken voor je echtgenote. Toch is het jou schuld dat dit in het water viel. Jij doet niets goed, nooit!'
24. Lentulus vraagt angstig: 'Zeg ,jij, mijn liefste, wat heb ik slecht gedaan?' Fabia antwoord met een boze stem: 'Ik heb slechts één goud versierd schoentje. Nu moet ik met een blote voet tussen de schimmen lopen.' Daarna verdween ze.
29. Lentulus probeert het schoentje te zoeken. Overal zoekt hij lang. Nadat hij hem eindelijk vond, gaf Lentulus het schoentje volgens de ceremonie aan het vuur, terwijl hij zei: 'Ga, schoentje, ga snel naar Fabia, want zij woont ongeduldig op jou!'