Bovenbouw Tekst 2: Alexander en Boukephalos
Alexander was vijftien jaar, en het gebeurde dat hij door een plek trok op een dag, waar het paard Boukephalos was opgesloten en hij hoorde angstaanjagend gehinnik. En nadat hij zich wendde naar de knechten zei hij: ‘Wat is dat gehinnik van het paard?’ De generaal Ptolemais antwoordde en zei: ‘Meester, dit is het paard Boukephalos, dat jouw vader heeft opgesloten, aangezien het feit dat het mensen etend is.’ Nadat het paard naar het spreken van Alexander had gehoord, hinnikte het voor de tweede keer, niet zoals altijd bang makend, maar zo honing zoet en helder, als door een god onderworpen. Toen Alexander de kooi naderde, strekte het paard zijn voorpoot rechtstreeks uit naar Alexander, terwijl hij ook zijn tong naar voren hield omdat hij hem erkende als eigen meester, nadat Alexander het wonderlijke uiterlijk van het paard en alle resten die onder hem liggen van de mensen die door geweld om het leven zijn gekomen bewonderde, en nadat hij de bewakers van het paard opzij had gestoot, opende hij de kooi en nadat hij zijn nekspier had vastgegrepen sprong hij op het paard zonder teugels en bracht hem door het midden van de stad Pella.
Iemand van de paardenknechten vertelde nadat hij had gerend naar koning Philippos terwijl hij buiten de stad Pella was. Nadat Phillipos zich direct het orakel herinnerde, kwam hij Alexander tegemoet en verwelkomde hem, nadat hij zei: ‘Moge jij blij zijn, Alexander de wereldheerser.’ En sinds dat moment was Philippos vrolijk naar de verwachting van zijn kind.