Tekst x: Celadus en Cornax
1. In het amfitheater kijken de jongens naar een gevecht, daarna vertellen ze aan hun vader over het gevecht
2. Celadus en cornax vochten
3. Celadus had een zwaart een ast en beschermde zijn lichaam met een schild. Cornax had een net en een drietand
4. De tegenstanders waren lang tegen elkaar opgewassen: cornax overtrof Celadus met snelheid, Celadus overtrof Cornax met snelheid
5. Toen heeft cornax zijn net geslingerd. Het net heeft Celadus gehinderd.
6. Snel is Cornax genaderd. Met zijn drietand heeft hij zijn tegenstander verwond
7. Plotseling bevrijde Celadus zichzelf met zijn zwaard en heeft hij met zn schild de drietand weggestoten
8. Meteen heeft hij het gevecht beëindigd.