Tekst 44: Rechtspraak
Soosias: Xanthias, vernam jij reeds dat de heer des huizes jouw vader in het huis opgesloten heeft?
Xanthias: Ik wist dat nog niet, maar dat is hoogst waarschijnlijk: de oude man is namelijk een jury-verslaafde.
Soosias: Jury-verslaafde? Wat zeg je?
Xanthias: Hij houdt alleen maar van het rechtspreken. Telkens wanneer hij rechtspreekt in de jury -- Waarachtig dus wanneer hij iemand veroordeeld -- is hij echt een gelukkige man. Telkens nadat hij drie muntjes als loon krijgt, meent hij rijk te zijn. Maar door toedoen van die waanzin is hij zelfs in zijn slaap bezig met zijn stemstenen en tenslotte begon de zoon te vrezen dat hij niet meer zou slapen. Maar toen hij tegengehouden werd naar buiten te gaan, werd hij zeer boos en probeerde hij verborgen blijvend te ontsnappen. Laten we hem nu bewaken, opdat hij zich niet openbaart.
Soosias: Maar wat moeten wij doen als hij graag recht wilt spreken?
Xanthias: Hij zou hier recht kunnen spreken.
Soosias: Rondom wie? Toch niet over ons, de slaven?
Xanthias: Zeker niet, maar laat ik een list verzinnen. . . Ik heb het gevonden: Hij zou wel recht kunnen spreken over de honden van het huis; want als de ene hond de andere beschuldigd van het stelen van de kaas, zou de andere zich kunnen verdedigen. Zowel de kaasrasp als de aarden potten zouden opgeroepen kunnen worden, opdat zij getuigenis afleggen.
Soosias: Hij is geen dwaas: de aarden potten kunnen namelijk niet spreken.
Xanthias: Maar als ze in staat waren, zouden zij graag getuigenis afleggen. De kinderen van de zich verdedigende hond zouden aanwezig kunnen zijn, en nadat ze verdrietig "hau, hau" zullen blaffen, zou de rechter misschien wel meddelijden met de aangeklaagde hebben. Want steeds als de kinderen jammeren, zullen de rechters medelijden hebben. Laten wij maar meteen naar binnen gaan en laten we een rechtzaak binnenroepen. Moge de oude man hondenrechter worden. . .