Ovidius en zijn collega-dichters
Ik vereerde en aanbad de dichters van die tijd, en zoveel dichters als er aanwezig waren, [zoveel] goden dacht ik dat er aanwezig waren. Dikwijls las Macer, ouder van leeftijd [dan ik] mij zijn vogels voor, en welke slang schadelijk is, welke plant helpt (geneeskrachtig is), 45 Propertius was gewoon dikwijls zijn hartstochtelijke liefdesgedichten voor te lezen, vanwege de vriendschap waardoor hij met mij verbonden was. Ponticus, beroemd om zijn episch metrum, Bassus, ook beroemd om zijn jamben, waren dierbare leden van mijn vriendenkring. En Horatius, rijk aan dichtmaten, boeide onze oren, 50 terwijl hij met de Romeinse lier zijn verfijnde liederen begeleidde. Vergilius heb ik slechts gezien: ook aan Tibullus gaf het gierige lot geen tijd voor mijn vriendschap. Hij was de opvolger voor jou, Gallus, Propertius voor hem; in de loop der tijd was ik na hen zelf de vierde. 55 En zoals ik de ouderen, zo vereerden de jongeren mij, en mijn Thalia werd niet langzaam bekend. Toen ik voor het eerst mijn jeugdgedichten aan het volk voorlas, was mijn baard (de baard voor mij) tweemaal of eenmaal geschoren. Zij die bezongen werd door de gehele stad, 60 door mij met een niet echte naam Corinna genoemd, had mijn talent in beweging gezet.