Hoofdstuk 26, vertaling 2: “Meester, waarheen ga je?”
Nadat de apostel Petrus in de Stad veel mensen tot het Chistelijk geloof bekeerde, bevond hij zich zelf in het grote gevaar. Al heel wat Christenen waren naar de gevangenis geleid of waren zelfs gedood. De vrienden spoorden hem aan, met de bedoeling dat hij op weg ging, naar de vlucht en redding zodat, en Petrus niet werd gepakt.
Zij zeiden: “Was jij maar eerder weggegaan! Indien jij niet bij ons was gebleven, was jij al op dit moment maar ergens anders veilig geweest. Het behoort dat jij zo snel mogelijk vertrekt.†De apostel antwoordde: “Als ik niet was gebleven, had ik de zo grote menigte niet kunnen bekeren to het geloof. Als ik ik nu vluchtte, dan laat ik mijn kudde in de steek. Het is gewoon dat de goede herder voor de kudde aaanwezig is, op de meeste wijze bij tegenspoed. Dus ik (zal niet vertrekken) ik vertrek niet.â€
De vrienden zaten hem zo op de hielen, zodat Petrus eindelijk voor de smeekbedes levend (overwonnen)de stad verliet. Toen hij bij de poort was gekomen, zag hij Christus voor zich tegemoetkomend en hij zei: â€Meester waar ga je heen?†Christus antwoordde dat hij naar Rome ging, zodat hij weer gekruisigd werd. Petrus zei: â€Jij gaat toch niet weer gekruisigd worden? Als je werkelijk weer naar de doodstraf wordt geleid, zal ik je in de dood vergezellen.â€
Nadat Christus dit gezegd had, ging hij omhoog in de hemel. Toen vernam Petrus dat Christus voor hem was verschenen, met de bedoeling dat hij de vlucht verbood. Hij zei voor zich:†Hoewel ik het gevaar voor het leven vreesde, verliet ik Rome als een huurling. Echter Christus zei dat hij klaar was geweest twee maal te hebben gestorven. Op deze manier waarschuwde hij voor me, zodat ik de dood niet ontvluchtte, zodat ik voor de overige Christenen het voorbeeld van het krachtig geloof verschafte.â€
Dan herrinerde de apostel zich van de woorden, welke Christus vroeger had gezegd: “Jij bent Petrus en boven deze rots zal ik mijn gemeente bouwen en aan je zal ik de sleutels geven van het hemelrijk.â€
De apostel kwam terug (teruggekomen) in de stad wat later werd hij gevangen. Nadat hij naar het kruis werd geleid, zei hij dat hij (met) het kruis van Christus niet waardig was geweest. Hij wilde zo gekruisigd worden, zodat het hoofd naar de aarde en de voeten naar de hemel gericht werden. Petrus zei: “Ik ben immers van de aarde af, naar de hemel geroepen.â€