Hoofdstuk 20, oefeningen
Opdracht 1 a) vertaling van de 3 zinnen
a) zin 1: De slaaf komt lachend het werkvertrek binnen.
a) zin 2: De heer des huizes zit in het werkvertrek, terwijl hij de brief schrijft aan de vriend.
a) zin 3: De slaaf begroet de heer des huizes, welke in de werkkamer aan het zitten is.
b) vertaal manier 1: het participium woordgroep als een vertalen. met =1. terwijl+deelwoord 2. als een deelwoord vertalen. 3. als een bijzin
Opdracht 2
a) de participiumwoordgroep van zin 1/10
1 Gladiatores (object) fortiter (bepaling) pugnantes (participium)
2 Discipulos (object) diligenter (bepaling) discentes (participium)
3 virum (object) de muro (bepaling) pendentem (part.)
4 Agricolae (object) carmina (bepaling.) canentes (part)
5 Matrona (obj) per domum (bepaling) ambulans (participium)
6 Subito(bepaling) militem(object) ex oppido (bepaling) discedentem (participium)
7 omnes (obj.) consistentes (participium) eius verba intente audiunt (bep)
8 socios (object) diu (bepaling) dormientes (participium)
9 Deos(bep.) orans (participium) femina (object)
10 virginem (object) atrium (bep.) intrantem (partiticipium)
1 Gladiatores
2 discipulos
3 virum
4 Agricolae
5 Matrona
6 militem
7 omnes
8 socios
9 femina
10virginem
1. De gladiatoren terwijl zij sterk vechten worden aangespoord door de toeschouwers.
2. De leraar prijst de leerlingen terwijl zij goed leren.
3. De slaaf probeert de man te redden terwijl hij van de muur af hangt.
4. DE boeren bebouwen de akkers terijl zij de liederen zingen
5. De vrouw des huizes vertrouwt verschillende opdrachten toe aan de slaven, terwijl zij door het huis loopt.
6. Wij zien plotseling de soldaat, terwijl hij uit de vestingstad weggaat.
7.Terwijl allen bij de moeder gaan staan, horen zij aandachtig haar woorden.
8.De slaaf (de soldaat) maakt de bongenoten wakker terwijl zij lange tijd aan het slapen zijn.
9. De vrouw vraagt het orakel, terwijl zij tot de goden aan het bidden is.
10. Moeder roept het meisje, terwijl het, het atrium binnengaat.
Opdracht 3
a)
1 Ancilla (obj) a matre (bep) vocata (ppp)
2 Militibus (object) murum (bepaling) custodientibus (participium)
3 Alexandrum ( object) cum omnibus copiis flumen (bepaling) traiecentem (part.)
4 viros (object) castra (bep.) oppugnantes (participium)
5 Romani (object) a Batavis (bepaling) territi (participium)
6 milites (object) in arce (bepaling) collocatos (ppp)
7 per silvas (bepaling) errans (ppa)
8 poetam (obj) carmen pulchrum (bepaling) recitantem (ppa)
9 urbem (obj) nuper (bep) expugnatam (ppp)
10 mandata (object) nondum (bepaling) finita (ppp)
b)
1 Ancilla
2 Militibus
3 Alexandrum
4 viros
5 Romani
6 milites
7 ego
8 poetam
9 urbem
10 mandata
c)
1 ppp
2 ppa
3 ppa
4 ppa
5 ppp
6 ppp
7 ppa
8 ppa
9 ppp
10 ppp
d)
1De slavin komt onmiddellijk aanrennen, nadat zij door moeder geroepen was.
2 Aan de soldaten is niet toegestaan dat zij slapen, terwijl zij de muur bewaken.
3 De Perzen hebben geprobeerd Alexander af te weren, terwijl hij met alle troepen de rivier over heeft overgestoken.
4 De echtgenotes van de Bataven waren met scherpe stem, de mannen aan het aanvuren, terwijl zij de legerkamp aan het veroveren waren.
5 De Romeinen vluchtten niet weg nadat zij door de Bataven bang gemaakt waren.
6 De Grieken joegen op de vlucht kort na de strijd, nadat de soldaten in de burcht waren opgesteld.
7 Terwijl ik door de bossen dwaalde, heb ik de enkele wonderlijke beesten gezien.
8 Niemand heeft de dichter gehoord terwijl hij het mooie gedicht heeft voorgedragen.
9 De overwinnaars hebben (zojuist) de stad verwoest, nadat zij veroverd was.
10 Op dit moment moeten wij deze opdrachten voltooien, nadat zij nog niet beëindigd zijn.
Opdracht 4
1 Servus epistulam tenens, atrium intrat.
2 Pater amicum ad cenam invitantem, exspectat.
3 Germani Romanos se dedentes contemnunt.
4 Alexander milites ad flumen collocantes, conspexit.
5 Hostes agros delentes aufugerunt.
6 Hoispites ancillam carmen recitantem, audiunt.
7 Pueri in atrio ludenti, clamor matri non placet.
8 Matri in atrio sedenti, clamor puerorum non placet.
9 Cives urbis diu oppugnantis, Alexandro se dederunt.
10 Alexander hostibus cellerime currentibus, instat.
 
Opdracht 5
a)
1 vocatus
2 ducens
3 collocati
4 traicientem
5 pugnantes
6 turbatae
7 frequentes
b)
1 vocatus ppp nominativus mannelijk enkelvoud
2 ducens ppa nominativus mannelijk enkelvoud
3 collocati ppp nominativus mannelijk meervoud
4 traicientem ppa accusativus mannelijk enkelvoud
5 pugnantes ppa accusativus mannelijk meervoud
6 turbatae ppp nominativus vrouwelijk Meervoud (3fout)
7 frequentes ppa accusativus Mannelijk/vrouwelijk meervoud
c)
1 Alexander a posteris “Magnus†vocatus
2 ducens quadragintia milia militum
3 Milites Persici ad flumen Granicum coillocati
4 Alexandrum flumen traicientem
5 Milites studio ingenti pugnantes
6 singulari victoria turbatae civitates
7 civitates frequentes Alexandro se dederunt