Hoofdstuk 17, oefeningen
Categorie: Boek > Via Nova > Boek 2 Imperium
Opdracht 1
a)
1 isti
2 harum
3 illis
4 istum, eius
5 illi
6 hi , illum
7 illam, eius
8 illis, his
9 hoc, hoc
10 hoc
b)
1 bijvoegelijk
2 bijvoegelijk
3 zelfstandig
4 bijvoegelijk, Eius zelfstandig
5 bijv.
6 zelfstandig zelfstandig
7 bijvoegelijk, zelfstandig
8 bijvoegelijk bijvoegelijk
9 bijvoegelijk, bijvoegelijk
10 bijvoegelijk
c)
1. Gisteren gaf ik aan die man het geld.
2. De vrouwen zij zijn in de winkels; hun zoons gaan naar de leraar.
3. De Romeinen waren de wijn aan het aanbieden van de Germanen aan de vorsten, maar de wijn was nauwelijks aan ze in de smaak aan het vallen.
4. Zie jij die oude man? Zijn toga is zeer oud.
5. Deze Bataven hebben gezegd dat zij liever vrede hadden.
6.Nadat hij heeft bevolen de soldaten voor de burgers te zwijgen, allen deze hebben, die man, aangekeken.
7.De Romeinen waren zojuist in die streek aangekomen; Zij hebben nog niet leren kennen van zijn vestingsteden.
8.De Bataven hebben aan die mensen hun wapens laten zien en zij hebben gezegd: “Met deze wapens overwinnen wij de vele mannen.”
9.Op deze tijd kunnen wij niet komen, deze tijd is niet de geschikte voor ons.
10. De koopman hield het zwaard omhoog en riep uit:”Met dit redde ik mijn vriend.”


Opdracht 2
Civilis eos convocavit. Civilis heeft deze bijeengeroepen.
Eorum arma Civili non placent. De wapens van deze, bevallen Civilis niet.
Eam pecuniam filio dedi. Ik heb dit geld gegeven aan de zoon.
Mater illi stolam pulchram promisit. Moeder heeft aan die de mooie stola beloofd.
Verba istius iuvenes non delectant. De woorden van die vallen niet in de smaak bij de jonge mannen.
Patrem operis istius confecimus. Wij hebben de vader van die werk afgemaakt.
Haec servum terrent. Deze kwellen de slaaf.
Hoc mensa pulchrior quam istud mensa est. Dit tafel is mooier dan dat tafel.
Civilis coniurationem illorum incepit. Civilis begon de samenzwering van die.
Carmina eius bene cognovi. Van deze heb ik het gedicht goed gekend.