Hoofdstuk 12, vertaling 2: Een uitbarsting van de Vesuvius
In de herberg waren veel mensen aanwezig geweest. Tussen hun zat Plinius. Vader ging binnen de herberg met de tweeling en ging zitten bij Plinius. “Jij Plinius overleefde de uitbarsting van de Vesuvius†zei Marcus. “Vertel aan ons over de ramp, alstublieft.†Plinius begon te vertellen. “Gedurende de vele dagen waren enkele schokken van de aarde voorafgegaan. De schokken maakten ons echter niet bang, omdat zij gebruikelijk zijn in Campanië. Terwijl Plinius vertelt, luisterde een oude man intensief en hij naderde. “Die avond werden de schokken sterker. Moeder stormde binnen mijn slaapkamer. Ik stond al op en ik was van plan de moeder wakker te maken..†Toen begon de oude man hevig te huilen. “houd op, alstublieft,â€zei hij. “jij raakt mij hevig samen met jou woorden. Van uit de gehele familie ben alleen nog ik in leven†Plinius zei “Ik begrijp het!†“Kom op, zit bij ons,†en hij zei naar de herbergier: “Breng de wijn!†De tweeling keken naar de oude man. “Hoe ontsnapte jij?†vroeg Lucius. “Zwijg†beveelde vader aan de zoon. De oude man zei echter aan vader, nadat hij de beker leegdronk: “Ik kwam al op adem Nu kan ik over de ramp vertellen. Vroeger leefde ik in Pompeii. Ik was slaaf aan de koopman Vesonius. Die nacht schokte de aarde. De muren wankelden. Wij haastten ons doodsbang in de tuin samen met een (de) schok. Boven de berg de Vesuvius hing een zwarte wolk. Uit de berg flitsten vlammen. Vervolgens daalde de wolk boven ons af en uit de wolk viel as neer. De heer des huizes zei aan mij: “ Breng naar hier de echtgenote en de dochter. Wij moeten onmiddellijk vluchten.†Nadat ik de echtgenote en de dochter bracht voor de heer des huizes verlieten wij het huis en wij gingen naar de haven toe. Plotseling riep de dochter “de hond!â€. “De hond is nog in de hal!†Ik ging onmiddellijk terug, maar ik had de deur niet meer kunnen openmaken. De as had het atrium al gevuld en blokkeerde de deur. Ik kwam bedroefd terug. De heer des huizes zag ik niet op straat en ook niet de echtgenote en de dochter (ook) niet. Ik zocht en riep overal maar tevergeefs. Tenslotte haastte ik alleen naar de haven. Daar redden de zeemannen mij.†“Ach ongelukkige mensenâ€zei Plinius. “Ach de ongelukkige hond,†zeiden de tweelingen. “Jazeker, zonder twijfel stierf de hond op een ongelukkige manier.â€zei de oude man. “Hij was echter geketend.â€