Hoofdstuk 7, vertaling 2: een Tweeling
Marcus en Lucius zaten in het atrium. Zij waren moe, omdat zij een lange tijd hadden gewandeld.
“Romulus en Remus waren toch wel een tweeling, zoals wij?†vroeg Lucius.
“Zo is het,â€antwoordde Marcus.
“Wij, ik en jij, wij deden alles samen,†zei Lucius. “Wij speelden samen,
wij wandelen samen en wij gingen samen naar de leraar. Echter Romulus en Remus stichtten het Rome niet samen.
“Romulus in zijn eentje stichtte het Rome, omdat slechts een, een koning had kunnen zijn,â€
zei Marcus. “ Een verhaal is toch wel zeer bekend?â€
“Ik ken het verhaal goed,†antwoordt Lucius. “Romulus en Remus doodden de Amulius en hadden besloten de nieuwe stad te stichten.
“Ik zag de geschikte plaats dicht bij de Tiber,†zei Romulus. “Hier kunnen wij de stad stichten, maar slechts een kan een koning zijn.â€
Remus zat op de Aventijn. Romulus in het Palatijn. Zij bidden tot de Goden: “wijst de koning aan! Stuurt het teken!â€
Lange tijd verwachtten zij het teken. Eindelijk zag Remus zes gieren. Hij haastte zich zeer blij
naar Romulus.
“Ik zag zes aasgieren,â€riep hij uit. “Hoeveel vogels zag jij?â€
Op hetzelfde moment verschenen boven het Palatijn twintig aasgieren.
“Ik zag nu twintig aasgieren,†antwoordde Romulus .â€Dus ik ben nu koning.â€
“Ik zag eerste de aasgieren!†zei Remus boos.
“Maar ik zag meerâ€antwoordde Romulus.
De tweeling begonnen te vechten. Romulus won en hij doodde Remus. Daarom kon Romulus alleen een koning zijn.â€
Lucius eindigde het verhaal, maar Marcus riep uit boos: “Zo is het niet! Jij vertelde het verhaal verkeerd!
Romulus en Remus besloten de stad te stichten. Romulus begon de muur te bouwen. Echter Remus sprong over de muur en lachte.
“Zo laag is de muur!†zei hij.
Toen pakte Romulus de wapens en hij doodde de broer. Vervolgens stichtte hij alleen de stad.â€
Marcus zweeg, maar Lucius riep uit: “Jij vertelde het verhaal verkeerd!â€
Lucius duwde Marcus, Marcus gaf een trap aan Lucius en er was snel veel lawaai in de centrale ruimte. Moeder hoorde het lawaai en zij haastte zich naar de centrale ruimte. “Wat deden jullie? Waarom vechten jullie?â€
vroeg zij. “Jullie zijn toch niet Romulus en Remus?â€