Hoofdstuk 2, opdrachten
Categorie: Boek > Via Nova > Boek 1 Urbs
Opdracht a 1
De Romeinse dag in de zomer begint om 4:30 A.M.
De Romeinse dag in de zomer eindigt om 19.30 PM

de tussentijd is 15 uren, van elk 60 minuten, in hedendaagse tijd uitgedrukt.
De Romeinen hadden totaal 12 horae (uren) in een dag zitten.
ik heb berekend 15(moderne uren) delen door 12 (romeinse uren) verhouding 15/12= 1,25 ANS maal 60 minuten = 75 moderne minuten voor een, van de 12, Romeinse uren.
een hora duurde daarom, 75 minuten, in de zomer.
a2 In de Romeinse winter hadden de romeinen, voor een dag een starttijd op 7:30 A.M. en een dag eindtijd om 16:30 P.M.
de tussentijd van af de 7:30 A.M. en de 16:30 P.M. is 9 moderne uren, maar de Romeinen hadden dus 12 horae binnen deze 9 moderne uren. Dus 9 moderne uren delen door 12 romeinse uren, hebben tot elkaar een verhouding van = 9/12= 0,75, dan 0,75 maal 60 minuten= 45 moderne minuten.
Daarom, in de winter 45 minuten duurde een Romeinse hora.
a3 begin 5:00, eind 19:00, tussentijd is 19 - 5 = 14 moderne uren
14 moderne uren in verhouding tot 12 Romeinse uren is, uitgerekend 14 delen door 12= 1,166666666666667 verhoudingsgewijs.
En naar minuten uitgereken dis dit 60 minuten maal 1,166666666666667 =70 moderne minuten voor een Romeinse hora.
a4 winter dag begin om 7:00, eindtijd 17:00, tussentijd is 10 moderne uren. Daarin zijn 12 hora. dus 10 moderne uren, om de verhouding uit te vinden, delen door 12 Romeinse hora =
0,8333333333333333. Dit maal 60 minuten is een Romeinse Hora =50 moderne minuten.
ANS=50 min.
Opdracht 1
zin subject ev./mv object ev./mv persoonsvorm ev./mv
1 mater ev. - - est ev.
2 servi en ancillae mv. - - laborant mv.
3 Marcia ev. servos en ancillas mv. spectat ev.
4 Filii mv. atrium en matrem ev. intrant vident mv.
5 Filii mv Matrem ev salutant mv
6 Mater ev filios mv salutat ev

opdracht d van boven naar onder
1,2,3,4,5,6,7,8,9,10,11,12 bij de klok mar dit zijn geen jaartallen.
1680
1246
1671
1780



Opdracht 2 de bijwoordelijke bepaling is onderstreept
1 Claudia in tablino patrem salutat.
2 Mater in horto pueros audit.
3 Gemini in arbore sedent.
4 Pueri e triclinio avum vocant.
5 Avus in horto sedet.
6 Pueri felem in horto non iveniunt.
7 Pater in tablino semper laborat.
8 Mater per domum ambulat.
9. Pueri in horto ludunt.
10. Subito Lucius Marcum in horto audit.
1 fout
Opdracht 3 woordsoort (zn, ww) en getal
1. filiam = zelfstandig naamwoord, enkelvoud
2. Feles = zelfstandig naamwoord. ev.
3. vocant = werkwoord, mv.
4. Nepotes = zn, mv.
5. Geminos = zn nw, mv.
6. Senex zn, ev.
7. Dormit ww. ev.
8. puerum zn ev.
9. senex zn, ev
10. servi zn, mv
feles
1 fout - vergeten
Opdracht 4
1 accusativus
2 accusativus
3 nominativus
4 accusativus
5 accusativus
6 accusativus
7 nominativus
8 nominativus
9 accusativus
10 nominativus

1 octaaf - Lat. octo - Ned een muziek noot.
2 sextet - Lat. sex - Ned. een groep van zes welke samen spelen, bijvoorbeeld zes muzikanten.
3 premiere - Lat primus - Ned. een eerste voorstelling van bijvoorbeeld een film of concert.
4 kwart- Lat quartus - Ned. een vierde deel uit een geheel.
5 duet - Lat. duo - een groep die uit twee eenheden bestaat.
6 primaat - Lat. primus - Ned ?
7 duel - latijn duo - Nederlands een gevecht tussen twee personen.
8 kwartet - Lat. quattuor - Ned een groep bestaand e uit 4 personen.
9 prima - Lat. Primus -Ned het woord betekent een teken van goedkeuring.
10. kwatrijn. Lat quattuor - Ned ?
11 secundair _ Lat secundus - Ned. op de 2e plaats
12 kwintet - Lat quintus -Ned een groep bestaande uit 5 eenheden die samenwerken.
13 decimaal - Lat decimus -Ned het woord betekent een tiende deel van een geheel.
14 primeur -Lat primus -een goede staat van een dienst of een goed of iets anders.
15 unaniem -Lat unus - NEd het woord geeft weer dat er geen identiteit te binden is aan iets of iemand.
16. decenium - Lat decimus - Een tijd van 10 jaren achter elkaar samen.
17 triangel - Lat tres - een driehoek
18 octopus - Lat octo - Een weekdier uit de zee met 8 tentakels.
19 duo - Lat duo - een groep van twee personen of dingen welke samen iets betekenen.
20 trio - Lat. tres - Ned een groep bestaande uit drie personen of dingen, die samen iets aan het doen zijn.
2
1 tunica een kledingstuk
2 stola ?
3 candidus iemand die ergens voor aangemeld staat, bijvoorbeeld een loterij.
4 patronus een onderdeel van munitie of een vulling van een technisch instrument of machine
5 clientes alle klanten samen van een zaak.
6 client iemand, welke, bijvoorbeeld bij een diensverlener of goederen leverancier klant is.