Hoofdstuk 6, tekst A: oefening 3
1. de aanklager deelde mee dat ik mijn geld niet rechtvaardig van de stad krijg
εμ, λαμβανειν
2. ik zeg dat de man liegt
ανδÏα, ψευδεσθαι
3. ik ben niet in staat zonder geld te leven
geen a.c.i.
4. waarom willen jullie hem gehoorzamen
geen a.c.i.
5. het weven was werk voor vrouwen
geen a.c.i.
6. het is niet rechtvaardig dat jullie mij geen geld meer willen geven
υμας, παÏεχειν
7. het is nodig dat de rijke burgers die dingen verzorgen
πλουσιους, θεÏαπευειν