Tekst 9.7: De galliers breken het beleg op en trekken Caesar tegemoet
Categorie: Boek > Ovidius en Caesar
7 De Galliërs breken het beleg op en trekken Caesar tegemoet
vragen:
1 Rook duidt erop dat Caesar eraan komt.
2 Ze willen waarschijnlijk niet in de positie geraken van ingesloten worden door het leger van
Cicero en het legioen in het legerkamp.
3 het feit dat Caesar eraan komt
4 asyndeton: relinquunt, ... contendunt
5 Cicero heeft nu de gelegenheid een boodschapper naar Caesar te sturen, omdat de wegen
vrij zijn door het wegtrekken van de Nerviërs.
6 De woordvolgorde is opvallend, omdat tussen het zelfst. nmw. multitudinem en het
daarmee congruerende omnem de aanvulling ad eum is geplaatst, die bij se convertisse
hoort. Door deze volgorde wordt het grote gevaar benadrukt dat Caesar bedreigt: ʻeen
grote massa vijanden tegen hemʼ.
7 Het zal enige tijd gekost hebben, voordat zoʼn 60.000 man weer gereed zijn voor een
mars. Hoeveel tijd er overheen gaat vermeldt Caesar niet. Het is opvallend dat Caesar
wél het detail van de 60.000 man vermeldt. Caesar suggereert: een groot gevaar bedreigde hem.
Caesar geeft alleen de hoofdpunten van de inhoud van de brief van Cicero weer.
Midden in de nacht ontvangt Caesar de brief; in diezelfde nacht nog licht hij zijn soldaten
in; het tijdsverloop is niet duidelijk; Caesar presenteert de gebeurtenissen alsof ze direct
elkaar opvolgen.
8 De situatie voor Caesar is gevaarlijk en er moet snel gehandeld worden, maar hij vergeet
niet zijn soldaten voor de komende strijd aan te moedigen.

Vertaling:
1 De Galliërs, nadat ze door middel van verkenners deze gebeurtenis hadden vernomen,
lieten de belegering in de steek, (en) haastten zich met alle troepen in de richting van
Caesar. Dat waren ongeveer 60.000 gewapenden.
2 Cicero vond, nu hem de gelegenheid gegeven was, dankzij diezelfde Vertico, over wie
wij eerder hebben verteld, een Galliër die een brief naar Caesar moest overbrengen; hij
waarschuwde deze de tocht voorzichtig en nauwgezet uit te voeren; hij schreef uitvoerig
in de brief dat de vijanden van hem waren weggegaan en hun hele menigte naar deze
hadden gekeerd (met al hun soldaten in de richting van Caesar trokken).
3 Nadat deze brief omstreeks middernacht was gebracht, stelde Caesar de zijnen op de
hoogte en sprak ze moed in om te strijden (voor de strijd).