Tekst 13A (versie 2)
Categorie: Boek > Minerva > Boek 1
(1) Twee mannen, de een een leugenaar en de ander iemand die de waarheid spreekt, verrichtten / ondernamen tegelijk een reis. En toen zij wandelden, kwamen ze in de provincie van de apen. (En) zodra een van de menigte (van) apen hen zag, beval zelf degene die de voornaamste scheen te zijn, dat zij vastgehouden werden, opdat
(5) hij (hen) ondervroeg, wat de mensen over hem zeiden. En hij beval dat (zij) allen, gelijk aan hem, voor hem in een lange rij erbij gingen staan, rechts en links, en dat er voor hem een zetel werd gereedgemaakt. Zoals hij eens de keizer had gezien, zo deed hij hen bij hem staan. Men beveelt / beval dat de mannen in het midden gebracht worden / werden.
(10) De leider zei: “Wie ben ik?†De leugenaar zei: “U bent de keizer.†Weer vraagt / (onder)vroeg hij: “en deze, die jij voor me ziet staan?†Hij antwoordde: “Zij zijn uw metgezellen, aanvoerders, officieren, militairen.†En omdat hij geprezen is / was met zijn menigte door een leugen, beveelt / beval hij dat hij geschenken krijgt / kreeg,
(15) en omdat hij gevleid heeft, heeft hij hen allemaal bedrogen.