Tekst 6A
Categorie: Boek > Minerva > Boek 1
(1) Titus Manlius was de bevelhebber van een legerafdeling van de Romeinen.
Met zijn legerafdeling bewaakte hij het land van de Romeinen.
Plotseling zag hij Latijnse vijanden.
Toen Maecius, de leider van de Latijnen, de legerafdeling van Manlius zag,
(5) riep hij: Ben jij met één legerafdeling gekomen, Manlius? Waar is het gehele leger?
Waar is je de consul?
Waarom vecht je niet met de leider van de Latijnen? Je bent een mietje!
Beledigd door zijn woorden ging Manlius meteen op Maecius af.
Maecius en Manlius vochten dapper. Tenslotte viel Maecius,
(10) moe door/van het gevecht, op de grond.
Met zijn zwaard doodde Manlius Maecius.
Trots beroofde Manlius Maecius van zijn wapens en
hij ging naar het legerkamp van de Romeinen.
Hij gaf de wapens aan zijn vader en zei tegen hem:
Kijk, vader, de wapens van de leider van de Latijnen! Nu ben ik toch wel
(15) lof waardig?
De vader echter keek zijn zoon aan en antwoordde:
Zoon, zonder twijfel heb jij dapper voor het vaderland gevochten.
Toch heb jij je vergist, omdat je niet naar mijn woorden hebt geluisterd.
Het is nodig altijd de woorden van de consul te gehoorzamen!
(20) De straf is jou bekend. Ik beveel een/de dienaar jou te doden.