Tekst 5B
Categorie: Boek > Minerva > Boek 1
(1) De dageraad verdreef al veel sterren.
De Zon leidde de jongen naar de schitterende wagen.
De wagen, een geschenk van Vulcanus, was van goud.
De Zon had vier paarden, die gevleugeld waren.
(5) Hij beval de slaven de paarden snel in te spannen.
De slaven spanden de paarden meteen in.
De vader legde zijn stralen op het haar van zijn zoon.
Phaethon besteeg de wagen en pakte de teugels.
De paarden bliezen vuur uit hun neuzen.
(10) Ze stampten met hun voeten op de grond.
De jongen was zeer blij.
De Zon echter was bezorgd om zijn zoon en daarom zei hij tegen de jongen:
Zoon, luister naar je vader!
Het is moeilijk de wagen te besturen, zoals ik al heb gezegd.
(15) Jouw krachten zijn niet voldoende.
Phaethon luisterde echter niet naar zijn vader.
Tenslotte opende de Zon onwillig de deur van zijn paleis.