Hoofdstuk 25, test B
Categorie: Boek > Pallas > Druk 2: boek 2
A.
1. zij wezen aan
2. hij plaatste
3. zij die geven
4. te plaatsen
5. te plaatsen voor zichzelf
6. jij wijst jezelf aan
7. degene die aanwijzen
8. hij wees aan
9. jij plaatste voor jezelf
10. Plaats zelf!
11. hetgeen dat gegeven wordt.
12. aan de gevers
13. zij geven
14. geef!
15. terwijl zij plaatsen

B.
1. verlies!
jullie verliezen
2. zij toonden aan
3. wij stelden op
4. jullie mengden jezelf
5. degenen die mengen
6. de dingen / de man die opent
7. aan te tonen
8. aangetoond te hebben
9. hij richtte ten gronde
10. hij opende voor zichzelf.
11. jij zal tonen
12. wij zullen geven
13. zij werden getoond
14. hij die gegeven was
15. te zijn geplaatst
16. jullie zullen openen
17. hij werd aangetoond
18. te zullen geven voor zichzelf
19. jullie werden geplaatst
20. jij zal opstellen