Hoofdstuk 44, oefening 233
relativa, quod en quia met de coniunctivus obliquus (mening van een ander; soms: zouden)
1 Remus a latronibus accusabatur, quod impetus in agros Numitoris fecisset. Remus werd er door de rovers van beschuldigd dat hij een aanval op de akkers van Numitor zou hebben gedaan.
2 Tullus Albanis bellum indixit, quia legati Romani spreti essent. Tullus heeft de Albanen de oorlog aangezegd, omdat de Romeinse gezanten met minachting behandeld zouden zijn.
3 Quod Albanus rex mortuus erat, Mettius dictator creatus est. Omdat de koning van Alba gestorven was, is Mettius tot dictator verkozen.
4 Ut Mettius proposuit, ante pugnam duces collocuti sunt. Zoals Mettius had voorgesteld, hebben de aanvoerders voor de strijd met elkaar gesproken / overlegd.
5 Horatius sororem eo interfecisse dicitur, quia sponsum lugeret. Men zegt dat Horatius zijn zus daarom heeft gedood, omdat zij treurde om haar verloofde.
6 Mettio poenae dandae erant propterea, quod hostes Romanorum iuvare ausus esset. Aan Mettius moesten straffen opgelegd worden vanwege het feit, dat hij het gewaagd had de vijanden van de Romeinen te helpen.
7 Servius, licet optime regnaret, a Tarquinio oppressus est, quia sine auctoritate populi regnum occupavisset. Hoewel hij opperbest regeerde, is Servius door Tarquinius ten val gebracht omdat hij zich het koningschap had toegeëigend zonder bekrachtiging door het volk.
8 Tarquinio metu regnum firmandum erat ideo, quod sine ulla auctoritate regnabat. Tarquinius moest zijn koningschap door middel van terreur veilig stellen, en wel daarom, omdat hij zonder enig wettelijk gezag regeerde.
9 Filius eius, qui Lucretiam offendisset, causa pernicei factus est. Zijn zoon die Lucretia verkracht had, is de oorzaak van zijn ondergang geworden.
10 Lucretia licet esset innocens, tamen vivere iam noluit. Hoewel Lucretia onschuldig was, heeft zij toch niet verder willen leven.