ODYSSEE 11, 385 - 403 In de onderwereld
En toen de heilige Persephone de zielen van de vrouwelijke vrouwen
naar alle kanten had verspreid,
naderde de de ziel/schim van Agamemnon, de zoon van Atreus
bedroefd; en rondom hem waren de anderen verzameld, allen die samen met hem
in het huis van Aegisthus gestorven
waren en hun (doods)lot bereikt hadden.
En hij herkende mij direct, omdat hij het donkere bloed gedronken had;
en hij weende luid, terwjl hij overvloedig tranen vergoot,
terwijl hij zijn zijn armen naar mij uitstrekte, verlangend mij te omarmen;
maar tevergeefs, want hiet meer was zijn spierkracht onverzwakt en al helemaal niet zijn kracht,
zoals die vroeger steeds was in zijn lenige ledematen.
Toen ik hem zag begon ik te huilen en kreeg medelijden in mijn hart,
en mijn stem verheffend sprak ik tot hem de gevleugelde woorden:
"Hooggeëerde zoon van Atreus, heerser van de mannen, Agamemnon,
welk lot van de meedogenloze dood heeft jou dan/toch bedwongen?
Of heeft Poseidon jou soms bedwongen op de schepen
doordat hij een geweldig waaien van verschrikkelijke winden in gang heeft gezet,
of hebben vijandige mannen jou gedood op het vasteland
toen je runderen als buit wegvoerde en mooie kuddes schapen,
of toen je vocht om een stad en vrouwen?"