ODYSSEE 9, 343 - 370 De cycloop Polyphemus
Maar toen hij dan zijn werken met inspanning snel gedaan had,
bereidde hij zijn maaltijd tegelijk nadat hij dan weer twee (mannen) had gegrepen.
En toen sprak ik tot de Cycloop nadat ik dichtbij was gaan staan,
met een klimophouten kom vol donkerrode wijn in mij handen:
"Cycloop, hier, drink wijn, omdat je mensenvlees hebt gegeten,
opdat je (in)ziet wat voor een drank hier ons schip (ver)borg,
en ik bracht op mijn beurt (deze) voor jou als plengoffer, in de hoop dat je uit medelijden mij
naar huis zou begeleiden, maar jij gaat tekeer/raast op een uit te houden manier.
Hardvochtige/Wreedaard, hoe zou ook later iemand anders jou kunnen bereiken
van de vele mensen? Omdat jij niet naar behoren handelde."
Zo sorak ik, en hij
nam (de wijn) aan en dronk hem uit; hij genoot vreselijk
terwijl hij de zoete drank dronk, en hij vroeg mijweer een tweede:
"Geef mij nog (een) van harte, en zeg mij jouw naam
nu meteen, opdat ik jou een gastgeschenk geef waarmee je blij zult zijn.
Want ook voor de Cyclopen brengt de graanschenkende akker
wijn (voort)
van goede druiven, en de regen van Zeus doet ze voor hen groeien;
maar hier stroomt nu ambrozijn en nektar."
Zo sprak hij; en ik gaf hem opieuw fonkelende wijn;
driemaal gaf ik (het)
het brengend, en driemaal dronk hij het uit in zijn onverstand.
Maar toe de wijn het verstand bij/van de Cycloop had beneveld,
(en) toen dan sprak ik hem toe met de vriendelijke woorden:
"Cycloop, jij vraagt mij (naar) mijn vermaarde naam? Maar ik zal het jou
zeggen; maar jij moet mij een gastgeschenk geven, zoals jij beloofd hebt.
Niemand is voor mij de naam; en Niemand
noemen mij
mijn moeder en mijn vader en al mijn andere makkers."
Zo sprak ik, en hij
antwoordde mij meteen met zijn meedogenloze/wrede hart:
"Ik zal Niemand als laatste opeten na zijn makkers,
en de anderen eerder; en dat zal mijn gastgeschenk voor jou zijn."