Hoofdstuk 39, oefening 220: De overige verrichtingen van Aeneas
Categorie: Boek > Fabulae
Toen Aeneas reeds voor daglicht op de vlakte der zee voer, zag hij de stadswal van de ongelukkige koningin oplichten door de vuurgloed. Hij wist niet, waarom zo’n groot vuur ontstoken was. Maar nauwelijks kon hij twijfelen, want de smarten van de geschonden liefde verschaften een triest voorteken.
Toen de Trojaanse vloot na verschillende wederwaardigheden bij Cumae aankwam, sprongen de jongeren verheugd van boord op de kust van Hesperia (Italië).
Maar de vrome Aeneas zocht de reusachtige grot van de Sybille op, een zeer heilige zieneres. Men zei dat zich daar de deur naar het duistere huis van Pluto bevond. Aeneas wenste af te dalen om zijn vader te zien, die hij het vorige jaar op Sicilië door diens overlijden had verloren. Dit vroeg hij als enige.
De Sybille antwoordde: “Afdalen is gemakkelijk: dag en nacht staat de deur van de duistere koning open. Een terugkeer echter wordt door Jupiter aan zeer weinigen toegestaan. Toch zal ik uitleggen, wat je te doen staat, als je de Styx tweemaal wenst over te steken. In een boom van een groot bos is een gouden tak verborgen; breek deze, eenmaal gevonden, met de hand af.”
Twee vogels die Venus gezonden had, leidden Aeneas naar de boom. Hij keerde terug met de afgebroken tak en met de Sybille als gids daalde hij via de grot in de Avernus (de onderwereld) af. In hun eentje gingen zij in de duisternis naar de rivier, waar de oude Charon de doden over de golven vervoerde. Bij het zien van de tak zette Charon hen de rivier over, ofschoon zij in leven waren. Toen Aeneas, door de Tartarus gaand, de schim van Dido had gevonden, sprak hij haar huilend aan: “Ongelukkige Dido, ben ik de oorzaak van je dood geweest? Bij de sterren, bij de hemelgoden zweer ik: tegen mijn wil ben ik van jouw kust geweken.” Maar zij wilde hem niet verder aanhoren en trok zich vijandig terug.
Tussen de zielen van de gezegenden in het Elysium zag Aeneas zijn eigen vader. Anchises strekte beide handen ter begroeting naar zijn zoon uit: “Ben je eindelijk gekomen, mijn zoon, en heeft jouw vroomheid de zware tocht doorstaan?” Vervolgens openbaarde hij zijn zoon de lotgevallen van hemzelf en zijn volk. Hij voorspelde dat uit Trojaans bloed de Romeinen zouden voortkomen. “Julus, jouw zoon, zal de verwekker van het Julische geslacht zijn, waaruit die grootste van allen, Augustus, als imperator zal opstaan. Hij zal met gezag de volkeren van de gehele aarde regeren. Onder zijn bestuur zal de gouden tijd terugkeren, die er ooit in Latium was, toen daar Saturnus heerste.”
Toen zij van Cumae vertrokken waren, zijn de Trojanen naar de kust van Latium gevaren, dichtbij de monding van de Tiber. Daar heerste Latinus, koning van Laurentum, in vrede over akkers en steden. Hij had geen zoon; Lavinia was als enige erfgename van het huis en de zo grote rijkdommen. Velen uit het grote Latium en uit heel Italië vroegen haar ten huwelijk. Voor alle anderen dong de zeer schone Turnus, koning van Ardea, naar haar hand. Amata, de echtgenote van Latinus, wenste hem als schoonzoon aan zich te binden.
Koning Latinus ontving Aeneas welwillend en vertelde hem dat Dardanus, de stamvader van het Trojaanse geslacht, in Etrurië geboren was, een zeer nabij gelegen streek. De Trojanen nu zochten juist het vaderland van Dardanus. Juno begon nu dan ook hevig te vrezen: “Laat Aeneas niet boven Turnus gesteld worden!” Omdat zij dit wilde verhinderen, lokte zij een oorlog uit tussen de Trojanen en Latijnen. Om hulp te zoeken ging Aeneas naar koning Euander, die dichtbij de Tiber op de Palatijn woonde. Daar zag hij het gebied, waar later Rome zou verrijzen: het Capitool, de Burcht, het Forum.
Nadat zeer velen van beide partijen door de oorlog omgekomen waren, riep Turnus zelf Aeneas op tot een gevecht, om de oorlog tot een einde te brengen door in zijn eentje met hem te strijden. Aeneas was blij met de geboden kans om de oorlog te beslechten. Jupiter verbood tenslotte zijn echtgenote om Turnus bij te staan en paaide haar door te beloven dat de naam en gebruiken van de Latijnen bij de vermengde volkeren zouden blijven bestaan. Verlaten door Juno is Turnus bezweken. Lavinia werd als echtgenote aan Aeneas gegeven. Deze heeft een nieuwe stad gesticht, waaraan hij de naam Lavinium heeft gegeven.

Dimidium facti, qui coepit, habet. Wie begint, heeft de helft van het werk (gedaan) / Een goed begin is het halve werk
(Horatius Ep. 1.2.40)