Hoofdstuk 38, oefening 217: Aeneas en Dido
Door de storm op de kust van Africa geworpen, kwamen de Trojanen bij Carthago aan, welke stad koningin Dido bezig was te bouwen.
Dido was de dochter van de koning van Tyrus. Toen zij als jong meisje aan Sychaeus ten huwelijk was gegeven, had Pygmalion, de misdadige broer van Dido, haar man gedood om diens rijkdommen te kunnen roven. Op de vlucht voor haar broer had Dido met haar bondgenoten lang over de hoge zee rondgezworven, totdat ze naar de kust van Africa was gedreven. Toen ze daar van Jarbas, de koning van Numidië, grond had gekocht, liet ze een stad bouwen die ze Carthago noemde. Jarbas echter kon Dido, die om haar dode echtgenoot treurde, er niet toe bewegen om met hem te trouwen. Want Dido had het stoffelijk overschot van Sychaeus beloofd, dat ze altijd weduwe zou blijven.
Toen Aeneas de kust inspecteerde en de nieuwe stad zag, riep hij uit: “Leef gelukkig, jullie, wier muren reeds oprijzen!†Hij ging de stad in en toen hij naar de zeer schone Dido was gegaan, heeft de koningin de Trojanen welwillend ontvangen: “Willen jullie je samen met mij eveneens op deze grond vestigen? Deze stad die ik opricht, is van jullie; trek de schepen aan land. De Trojanen en Tyriërs zullen door mij zonder onderscheid behandeld worden.â€
Maar onder de maaltijd, die Dido ter ere van de gasten gaf, heeft Venus die ongelukkige vrouw in liefde doen ontbranden. Zo hoopte ze dat haar zoon in Punisch gebied veilig zou zijn voor de woeste Juno. De trouw, die zij aan de overblijfselen van Sychaeus beloofd had, was zij al vergeten. Aeneas heeft de koningin niet versmaad; niet meer dacht hij aan Italië. Na het bekend worden van hun liefde werd koning Jarbas verteerd door jaloezie en smart. Hij riep Jupiter als zijn wreker aan: “Almachtige Jupiter, blijft u dit aanzien? Of vrezen wij u tevergeefs, vader, wanneer u uw schichten rondzwaait?†Zodra Jupiter hem hoorde smeken, zond hij Mercurius naar Aeneas, terwijl hij zei: “Wat voert hij uit? Kent hij zijn bestemming dan niet? Zeg hem: vaar door! Dat is de hoofdzaak.â€
Door het overgebrachte bericht was Aeneas hevig in de war, maar gehoorzamend aan de god die hem waarschuwde, liet hij heimelijk zijn vlucht voorbereiden. Maar zodra de koningin de list bemerkt had, schreeuwde zij tegen Aeneas: “Jij denkt toch niet, trouweloze, dat je een dergelijke euveldaad kan verbergen? Je verwacht toch niet zonder een woord te zeggen uit mijn land te kunnen verdwijnen? Houdt onze liefde je dan niet tegen? Ontvlucht jij mij? Noch de zeer machtige Juno noch Jupiter ziet dit met gelijkmoedige blik aan. Nergens is trouw veilig! Heb ik jou en je bondgenoten dan niet van de dood gered? Ga, zoek Italië op, zoek tussen de golven door met hulp van de winden je koninkrijk. Maar jij zal te zijner tijd boeten, schaamteloze." Op de bittere woorden van de koningin kon Aeneas niets anders antwoorden dan dit: “Ik zoek Italië niet uit vrije wil op.â€
Toen hij toch de vloot liet gereedmaken, gaf Dido opdracht een brandstapel te maken. Eigenhandig stak zij het hout aan en nadat zij de hoge brandstapel beklommen had, vervloekte zij de wegvluchtende Aeneas: “Almachtige Jupiter, zal deze vreemdeling ongedeerd van hier gaan? Laat die ellendeling voor zijn tijd sterven en moge er uit mijn nazaten een wreker opstaan om het nageslacht van die man te kwellen!†Terwijl de vlammen de brandstapel reeds verteerden, stortte de koningin zich op haar zwaard: “Ik heb geleefd en mijn levensloop, die de fortuin mij gegeven had, heb ik voltooid. Ik heb een stad gebouwd, mijn stadswallen gezien. Nu zal mijn schim onder de aarde gaan. Maar laat nu de wrede Trojaan vanaf volle zee met zijn ogen zich dit vuur inprenten en dit teken van mijn dood met zich mee dragen!â€
Zo worden de vlammen van die brandstapel tot een triest voorteken voor de Romeinen. Want de godin Juno zal de smeekbeden van de koningin verhoren: Aeneas zal met een voortijdige dood ten onder gaan en na negenhonderd jaar zal die zeer machtige wreker Hannibal opstaan.
Variis modis bene fit. Op allerlei manieren kan het goed komen.