De Off. 3c. Dolus malus
Canius was verontwaardigd, maar wat moest hij doen? Want Gaius Aquilius, een collega en vriend van me, had zijn grondbeginselen over opzettelijk bedrog nog niet uitgevaardigd; toen bij deze grondbeginselen zelf aan hem werd gevraagd, wat opzettelijk bedrog was, antwoordde hij, wanneer het ene was voorgewend, het andere gedaan. DÃt is buitengewoon treffend gezegd, zoals te verwachten is door een man ervaren in het definiëren. Dus én Pythius én alle anderen die/wanneer ze het ene doen, het andere voorwenden zijn onbetrouwbaar, verdorven, doortrapt. Dus geen enkele daad van hen kan nuttig zijn, omdat hij door zoveel fouten is besmeurd.