De Off. 3b. Canius koopt het landgoed
Toen zei Canius: ‘Ik vraag je, wat is dit, Pythius? Zoveel vissen? Zoveel bootjes?’ En hij zei: ‘Wat is er wonderbaarlijk? Op deze plaats is/bevindt zich in Syracuse wat ook maar er aan vissen is, hier is de plaats waar (helder) water is, dit landgoed kunnen die (vissers) niet missen.’ Aangestoken door begeerte vroeg Canius dringend aan Pythius om (het) te verkopen. Hij maakt eerst bezwaar. Om kort te gaan, hij krijgt het gedaan.
De begerige en vermogende man koopt het voor zoveel als Pythius wilde, en hij koopt het gemeubileerd. Hij boekt de schuld, hij maakt/handelt de zaak af. Canius nodigt de volgende dag zijn vrienden uit, komt zelf vroeg, hij ziet geen enkele boot. Hij vraagt aan de dichtstbijzijnde buurman of het soms niet een bepaalde feestdag van vissers was, omdat hij hen helemaal niet zag. ‘Geen enkele feestdag, voorzover ik weet’, zei hij, ‘maar hier vissen gewoonlijk geen (vissers). Dus gisteren verwonderde ik me over wat er was gebeurd.’