Tusc. Disp. 5b. De achterdocht van Dionysius
Categorie: Boek > Examenboeken > 2018: Cicero en Seneca
Hoewel hij uit goede ouders en van fatsoenlijke/aanzienlijke afkomst (geboren) was, - hoewel de een dit zus, de ander zo heeft overgeleverd -, en hij rijk voorzien was van én vriendschappen met leeftijdgenoten én contact met familieleden, (ja) ook bepaalde jongemannen op de manier van Griekenland in liefde verbonden/als minnaars had, vertrouwde hij niemand van hen, maar aan hen, die hij als slaven uit het personeel van de rijken had uitgekozen, aan wie hij zelf de naam van slavernij ontnomen had, én aan bepaalde vreemdelingen en woeste barbaren vertrouwde hij de functie van lijfwacht toe.
Zo had hij zichzelf wegens zijn onrechtvaardige begeerte naar de heerschappij in zekere zin in een gevangenis opgesloten. Ja zelfs, om zijn nek niet aan een kapper toe te (hoeven) vertrouwen, heeft hij zijn eigen dochters het knippen en scheren geleerd. Zo verzorgden de prinsesjes in een minderwaardig (en) slavinnenbaantje, als kapstertjes, de baard en het haar van hun vader. En toch nam hij van henzelf, toen zij al volwassen waren, het mes weg en droeg (hun) op om met gloeiend hete walnotendoppen bij hem baard en haar af te schroeien.