Tusc. Disp. 1j. Diogenes en Anaxagoras
Categorie: Boek > Examenboeken > 2018: Cicero en Seneca
Harder was Diogenes, en deze weliswaar hetzelfde menend, maar als Cynicus ruwer: hij beval dat hij onbegraven moest worden weggegooid. Toen vroegen zijn vrienden: ‘Voor de vogels en voor de wilde dieren?’ ‘Nee, absoluut niet’, zei hij, ‘maar plaats dichtbij me een stokje, om (hen) daarmee weg te jagen.’ ‘Hoe zul je (dat) kunnen?’, zeiden zij, ‘Je zult immers niet voelen/geen gevoel hebben.’ ‘Wat zal dus het verscheuren van de wilde dieren me (dan) schaden als ik niets voel?’
Voortreffelijk zei Anaxagoras, die, toen hij in Lampsacus stierf/op zijn sterfbed lag, toen zijn vrienden vroegen of hij naar zijn vaderstad Clazomenae wilde weggebracht worden, als er iets zou zijn gebeurd, ‘Het is helemaal niet noodzakelijk, want van alle kanten is evenlang de weg naar de goden van de Onderwereld.’ En over de hele theorie van de begrafenis moet één punt worden vastgehouden, dat deze betrekking heeft op het lichaam, of de ziel te gronde is gegaan, of dat zij krachtig is. In het lichaam is het verder duidelijk dat, nadat óf de ziel is geblust/gedoofd óf ontsnapt, er geen enkel gevoel/waarneming overblijft.