Hoofdstuk 15, tekst 6: Vergankelijkheid
Categorie: Boek > Fortuna > Boek 3
Ach, Postumus, Postumus, vergankelijke jaren glijden voort, noch zal de vroomheid tot uitstel van rimpels brengen en van de achtervolgende ouderdom en de onbedwingbare dood, zelfs niet, vriend, als jij met driehonderd stieren, elke dag die voorbij gaat, de hardvochtige Pluto gunstig stemt, die Geryones met 3 lichamen en Tityus bedwingt met het sombere water, dat vanzelfsprekend door ons allen bevaren moet worden, iedereen, die zich voedt met het geschenk van het land, of wij koningen of arme boeren zullen zijn. Tevergeefs zullen wij de bloedige strijd vermijden en de gebroken golven van de ruisende Adriatische zee, tevergeefs vrezen wij elke volgende herfst de zuidenwind; die onze lichamen benadeeld. De zwarte Cocytus, dwalende met zijn trage stroom, wordt door ons bekeken en de beruchte kinderen van Danaiis en de veroordeeld tot lange arbeid Sisyphus, zoon van Aeolus. De aarde en huis en de lieflijke echtgenote wordt door ons achtergelaten, geen enkele van deze bomen, die jij kweekt, behalve de gehate cipresse zullen jou, kortlevende heerser, volgen. De erfgenaam die waardiger dan jij zal Caecubische wijn drinken bewaard achter honderd sloten en met voortreffelijke onvermengbare wijn maakt hij de vloer nat, en nog heerlijker dan de maaltijden van de priesters.