Tusc. Disp. 1e. De dood kan geen malum zijn
Werkelijk zou ik heel veel liever deze houding willen (hebben) dan de bezittingen van al diegenen die over hem hebben geoordeeld. Trouwens, waarvan hij zegt dat niemand het weet behalve de goden, dat/daarvan weet hij zelf, (namelijk) wat van beide het beste is - want hij zei het eerder -, maar hij houdt tot op het laatst vast aan dat principe van hem om niets te bevestigen; laten wij echter eraan vasthouden dat wij menen dat niets slecht/een kwaad is, wat door de natuur aan allen is gegeven, en laten wij begrijpen dat, als de dood een kwaad is, het een eeuwigdurend kwaad is. Want de dood schijnt het einde te zijn van een ellendig leven; als de dood ellendig is, kan er geen enkel einde zijn (van de ellende).