AUC 39.14 (pp.170-171, rr.148-156); Consul Postumius licht de senaat in (1)
Nadat de verklaring was afgelegd herhaalde zij, nadat ze zich opnieuw voor zijn knieën had geworpen, dezelfde smeekbeden dat hij haar weg zou sturen. De consul vraagt zijn schoonmoeder om een deel van haar huis leeg te maken, opdat Hispala daarheen zou verhuizen (daar zou intrekken). Er is [haar] een zolderkamertje op de bovenverdieping gegeven, nadat de trap die naar de straat leidde was afgesloten, [en] nadat de toegang naar binnen was verplaatst. Alle bezittingen (dingen) van Faecenia zijn direct overgebracht en haar personeel is ontboden; en Aebutius kreeg het bevel te verhuizen naar een cliënt van de consul. Toen aldus beide aangevers in zijn macht waren, meldde (meldt) Postumius de zaak bij de senaat, waarbij in volgorde alle dingen werden uiteengezet die eerst waren gemeld, [en] die later door hem onderzocht (aan het licht gebracht) waren.