AUC 39.12 (p.168, rr.105-112); Hispala ontboden (3)
Toen ze dit had gehoord, beving zo’n grote angst en beven van al haar leden de vrouw dat ze lange tijd geen kik kon geven. Tenslotte gerustgesteld zegt ze dat ze als heel jonge slavin met haar meesteres ingewijd is; dat ze [al] een aantal jaren sinds ze vrijgelaten is helemaal niet [meer] weet wat daar gebeurt. De consul prees nu alleen al dit [feit] dat ze niet ontkende dat ze was ingewijd; maar [hij zei] dat ze ook de overige dingen met hetzelfde vertrouwen moest onthullen. Toen ze zei dat ze verder niets wist, zei hij tot haar dat er voor haar, als haar schuld door een ander werd aangetoond, niet dezelfde vergeving of consideratie (gunst) zou zijn als wanneer ze <uit zichzelf> bekende; dat degene die het van haar had gehoord, hem alles had beschreven (uiteengezet).