AUC 22.57 (p.143, rr.123-128); Vestaalse maagden in overtreding (1)
Zij zijn behalve [door] die enorme nederlagen ook bang geworden door zowel andere wondertekenen als omdat in dat jaar twee Vestaalse maagden, Opimia en Floronia, op ontucht waren betrapt en de een, zoals de gewoonte [is], levend was begraven bij de Porta Collina en de ander zelfmoord had gepleegd; de priesterlijke secretaris L. Cantilius, mensen die men nu lagere priesters noemt, die met Floronia ontucht had gepleegd, was door de pontifex maximus op het comitium zolang met stokslagen geslagen dat hij onder de slagen het leven liet.