AUC 1.5 (p.60,rr.41-48); De tweeling herkend; Amulius gestraft (2)
Al vanaf het begin had Faustulus de hoop gehad dat er bij hem koninklijke kinderen grootgebracht werden; want hij wist dat én op bevel van de koning kinderen te vondeling gelegd waren én dat het tijdstip waarop hij hen zelf meegenomen had juist daarmee samenviel; maar hij had niet gewild dat de zaak voortijdig openbaar gemaakt werd, tenzij ófwel door een gunstige gelegenheid ófwel door noodzaak. De noodzaak kwam als eerste: zo maakte hij, gedreven door angst, de zaak bekend aan Romulus. Toevallig had ook bij Numitor, toen hij Remus in gevangenschap had en gehoord had dat de broers tweelingen waren, door én hun leeftijd én hun allerminst slaafse inborst te vergelijken, de herinnering aan zijn kleinzoons een lampje doen branden;