AUC 1.4 (pp.58-59, rr.23-29); Romulus en Remus (4)
Er zijn er, die denken dat Larentia omdat zij haar lichaam aan iedereen aanbood onder de herders “wolvin†genoemd is; dat er daardoor gelegenheid gegeven is voor een wonderbaarlijk verhaal. Zo geboren en zo grootgebracht zwierven zij, zodra hun leeftijd vorderde, noch nonchalant in de stallen noch bij de kuddes, al jagend door de bergwouden. Nadat ze hierdoor zowel lichamelijk als geestelijk kracht hadden opgedaan bonden ze niet meer alleen de strijd aan met wilde dieren, maar deden ze ook aanvallen op met buit beladen rovers en verdeelden ze het geroofde onder de herders en met hen beleefden zij, terwijl de groep jongemannen met de dag groeide, ernstige zaken en plezier.