Deel ? : DBG II, 20-28 (uitgenomen: 25)
D.B.G. II, 20, deel 1
Een overvolle ‘agenda’ voor Caesar
Voor Caesar moest alles op 1 moment gedaan worden: het vaandel moest gehesen worden, wat het signaal was wanneer het nodig was (om) de wapens te verzamelen, de soldaten moesten teruggeroepen worden v/h (bouw)werk, zij, die een beetje verder weggegaan waren met als oorzaak (om) materiaal te zoeken om de wal te versterken moesten teruggehaald worden, de slaglinie moest opgesteld worden, de soldaten moesten aangespoord worden, en het teken moest met de krijgstrompet gegeven worden. De kortheid v/d tijd en de stormloop van de vijanden verhinderden een groot deel van die zaken.
D.B.G. II, 23
De soldaten v/h 9e en 10e legioen, zoals ze aan de linkerkant v/d slagorde opgesteld waren, nadat de speren geworpen waren, want dat deel is hen tegemoetgekomen, verdreven de Atrebaten, die buiten adem waren door de loop en de vermoeidheid, en getroffen door wonden, nogal snel uit de hoger gelegen plaats, naar de rivier, en ze doodden met zwaarden, nadat ze de proberenden, die overstaken, achtervolgd hadden, een groot gehinderd deel van hen.
Zijzelf twijfelden niet (om) de rivier over te steken, en terwijl ze vooruitgingen op een ongunstige plaats, en nadat de strijd hernieuwd was, dreven ze de weerstand biedende vijanden, op de vlucht.
Ditzelfde op het deel v/d 2 gescheiden legioenen v/h nogal hooggelegen deel, 11 en 8, en nadat ze (aan) de Viromandui, met wie ze slaags geraakt waren, overweldigd hadden, streden ze op de oever v/d rivier zelf.
Maar nadat bijna het hela kamp onbedekt was aan de voorkant, en aan de linkerkant, en toen aan de rechterkant het 12e en op een niet grote afstand daarvan het 7e legioen opgesteld stond, haastten alle Nerviërs zich, nadat ze dicht opeengepakt in de legercolonne waren, onder leiding van Boduognatus, die het hoogste gezag had, naar die plaats, een deel daarvan begon langs de onbedekte kant de legioenen te omsingelen, een ander begon naar het hoogstgelegen deel v/d kampplaats te gaan.
D.B.G. II, 27, deel 1
Lof voor … ?
Door de komst van die (soldaten) was er zo’n grote verandering van zaken gedaan, (zo)dat de onzen, en zelfs zij, die getroffen door hun voorover gevallen waren, steunend op hun schilden, het gevecht hernieuwden, (De ommekeer was zo groot zodat) de stalknechten, nadat ze de verschrikte vijanden in het oog hadden gekregen, zelfs ongewapend de gewapende tegemoet liepen, maar de ruiters overtroffen (aan) de legioensoldaten op alle plaatsen van het gevecht om de schande van hun vlucht met moed te doen vergeten.
D.B.G. II, 27, deel 2
En lof voor … ? (! Opm.: van de ut-zinnen (rol: gevolg) zijn in de vertaling hoofdzinnen gemaakt!)
Maar ook de vijanden gaven blijk van zoveel moed door uiterste hoop op redding
dat, wanneer de eersten van hen gevallen waren, de volgenden op de liggenden gingen staan, en vanop hun lichamen streden, nadat deze waren neergeworpen, en nadat de lijken opgehoopt waren, wierpen zij die nog over waren, als vanop een heuvel, pijlen naar de onzen, en zonden (= slingerden) de opgevangen speren terug: Er moest geoordeeld worden (= toegegeven worden), dat zo’n dappere mensen niet zonder kans op slagen (= terecht) het aangedurfd hadden [audere = semi deponent] een heel brede rivier over te steken, zeer hoge oevers te beklimmen en een heel ongunstig terrein te beklimmen: hun grootse moed (de grootte van moed) had die zaken van heel moeilijk tot heel makkelijk herleid.
D.B.G. II, 28
De eindbalans
Nadat deze veldslag afgelopen was, en nadat het volk en de naam van de Nerviërs bijna tot totale vernietiging teruggebracht was, zonden de ouderen, waarvan wij gezegd hadden dat ze samen met de kinderen en de vrouwen in schorren en moerassen bijeengeworpen waren, nadat het gevecht gemeld was, en toen niets voor de overwinnaars verhinderd was, en wanneer ze meenden dat niets nog veilig was voor de overwonnenen, allen, gezanten naar Caesar, nadat het overeengekomen was, en ze gaven zich aan hem over, en bij het bespreken van de ramp (= nederlaag) van hun stam zeiden ze dat ze van 600 senatoren tot drie herleid waren en van 60.000 mannen, die de wapens konden dragen, tot nauwelijks 500.
Clemens?
Caesar spaarde hen heel zorgvuldig, opdat hij zou schijnen als iemand die medelijdend was met de ongelukkige smekelingen, en hij beval hen hun gebied en steden te gebruiken en hij beval hun buren dat zij moesten verhinderen dat hun stamgenoten (= de hunnen) onrecht of slechte dingen zouden doen.