Hoofdstuk 32, oefening 189
1 Palamedes exercitum prodere dicebatur. Men zei dat Palamedes het leger verraadde.
2 Idem vir fortis fuisse videtur. Dezelfde man schijnt dapper geweest te zijn.
3 Virum illum innocentem fuisse scitis. Jullie weten dat die man onschuldig is geweest.
4 Ulixes eum interficere cupiebat. Ulixes wilde hem doden.
5 Ideo curavit, Palamedes condemnaretur. Daarom zorgde hij dat Palamedes veroordeeld werd.
6 Palamedes proditor esse credebatur. Men geloofde dat Palamedes een verrader was.
7 Duces Palamedem patriae proditorem esse iudicabant. De leiders oordeelden dat Palamedes een verrader van het vaderland was.
8 Quis duces fallere temptat? Wie probeert de leiders te bedriegen?
9 Verba Ulixis vera esse videbantur. De woorden van Ulixes schenen waar te zijn.
10 Ducibus persuasisti, ut Palamedem proditionis condemnarent. Jij hebt de leiders overgehaald om Palamedes te veroordelen wegens verraad.
11 Ducibus persuasit aurum ab hoste datum esse. Hij heeft de leiders ervan overtuigd dat het goud door de vijand gegeven was.
12 Duces fallere Ulixi facile erat. Het was gemakkelijk voor Ulixes om de leiders te bedriegen.
13 Quis enim illum accusare audebit? Wie zal het immers wagen hem te beschuldigen?
14 Crimina Ulixis falsa fuisse credimus. Wij geloven/menen dat de daden van Ulixes oneerlijk geweest zijn.
15 Quis aurum celavisse putatur? Wie heeft het goud verborgen, naar men veronderstelt?
16 Ab eo aurum celatum esse constat. Het staat vast dat het goud door hem verborgen is.
17 Palamedes patriae proditor esse putabatur. Men vond Palamedes een verrader van het vaderland.
18 Permiserunt, ut Palamedes foedissime accusaretur. Zij hebben toegestaan dat Palamedes op zeer schandalige wijze beschuldigd werd.
19 Palamedes innocens damnatus esse dicitur. Men zegt dat Palamedes, hoewel onschuldig, veroordeeld is.
20 Frustra dixit se proditorem non esse. Tevergeefs zei hij dat hij geen verrader was.