Hoofdstuk 32, oefening 187
tijdstammen van de tweede conjugatie
naamvallen 1,2,3,4,5 = nominativus (onderwerp), genitivus (bezit: van), dativus (meewerkend voorwerp: aan, voor), accusativus (lijdend voorwerp), ablativus (door, met, vanaf)
M = mannelijk V = vrouwelijk O = onzijdig ev = enkelvoud mv = meervoud
1 cavero : ik zal hebben opgepast
2 tenuerunt : zij hebben vastgehouden
3 abstinuit : hij heeft zich onthouden van
4 sedit : hij heeft gezeten
5 sessuros : zullende zitten (mv 4, M)
6 mixtus esse : gemengd te zijn
7 torseritis : dat jullie gefolterd hebben / jullie zullen gefolterd hebben
8 persuasisti : jij hebt overtuigd
9 suaseras : jij had aangeraden
10 iusserint : dat zij bevolen hebben / zij zullen bevolen hebben
11 voveram : ik had beloofd
12 devoti erant : zij waren vervloekt (M)
13 responsum : geantwoord (ev 4, M; ev 1 + 4, O)
14 pensurum : zullende hangen (ev 4, M; ev 1 + 4, O)
15 auxissem : dat ik vergroot had
16 visi sumus : wij zijn gezien (M)
17 invisurus : zullende benijden (ev 1, M)
18 censueramus : wij hadden geoordeeld
19 haeserit : dat het is blijven plakken / het zal zijn blijven plakken
20 moveratis : jullie hadden bewogen
21 sessurus esse : te zullen zitten (M)
22 remoti sint : dat zij verwijderd zijn (M)
23 iussum erat : het was bevolen
24 mansistis : jullie hebben gewacht
25 deleverim : dat ik verwoest heb
26 tortus : gefolterd (ev 1, M)
27 fleturus esse : te zullen wenen (M)
28 risisse : gelachen te hebben
29 caventis : oppassend (ev 2, MVO)
30 arsurus esse : te zullen branden (M)
31 respondimus : wij hebben geantwoord
32 completi sunt : zij zijn gevuld (M)
33 implevissimus : dat wij hadden gevuld
34 motum erit : het zal bewogen zijn
35 pependisset : dat het gehangen had
36 aucti essetis : dat jullie vermeerderd waren (M)
37 docti eritis : jullie zullen zijn onderwezen (M)
38 iacentis : liggend (ev 2, MVO)
39 retenti erant : zij waren tegengehouden (M)
40 vidĕris : a) dat jij gezien hebt b) jij zal gezien hebben ; vidēris : jij wordt gezien / jij schijnt