Hoofdstuk 30, oefening 181
aci = accusativus cum infinitivo
1 Troianos fugari videbas. Jij zag dat de Trojanen verjaagd werden.
2 Regem illum superbum esse scitis. Jullie weten dat die koning trots is.
3 Hostes iterum castris appropinquavisse audio. Ik hoor dat de vijanden opnieuw het legerkamp genaderd zijn.
4 Eos navem aliquam incendere videbas. Jij zag dat zij een of ander schip in brand staken.
5 Navem illam incendi videbam. Ik zag dat schip aangestoken worden.
6 Filium acerbe flere Thetis audiebat. Thetis hoorde haar zoon bitter wenen.
7 Te nimis insolentem fuisse putamus. Wij vinden dat jij al te brutaal geweest bent.
8 Doloribus Achillem vexari narrabas. Jij vertelde dat Achilles door smarten gekweld werd.
9 Thetis dea dolores Achillem vexare audiebat. De godin Thetis hoorde dat smarten Achilles kwelden.
10 Intra vallum manere te iubeo. Ik beveel je binnen de wal te blijven.
11 Mando tibi, intra castra maneas. Ik draag jou op binnen het legerkamp te blijven.
12 Qui vates dixerat regem causam esse malorum? Welke ziener had gezegd dat de koning de oorzaak van de rampspoed was?
13 Narrabant Achillem magis trucidavisse quam dimicavisse. Zij vertelden dat Achilles meer om zich heen gehouwen heeft dan gestreden.
14 Dea quaedam rixam componi iubet. Een zekere godin beveelt dat de ruzie bijgelegd wordt.
15 Troiani audierunt Achillem in pugnam rediisse. De Trojanen hebben gehoord dat Achilles in de strijd is teruggekeerd.
16 Quis regem avarum esse dixit? Wie heeft gezegd dat de koning hebzuchtig is?
17 Deam dolum struere non sentiebas. Jij merkte niet dat de godin een valstrik spande.
18 Duces discordes fuisse scitis. Jullie weten dat de aanvoerders verdeeld waren.
19 Eos inter se litigavisse narrabas. Jij vertelde dat zij onderling ruzie gemaakt hadden.
20 Achilles milites suos pugnam renovare iubet. Achilles beveelt zijn soldaten de strijd te hernieuwen.