Hoofdstuk 29, oefening 176
1 A quo Troiano Patroclus sub ipsis moenibus Troiae necatus est? Door welke Trojaan is Patroclus juist onder de muren van Troje gedood?
2 Cum severe monitus esses, tamen castris exiisti. Hoewel jij streng gewaarschuwd was, ben jij toch het legerkamp uitgegaan.
3 Verbis meis paruisses; tunc salvus esses. Had jij maar gehoorzaamd aan mijn woorden; dan was je nog in leven.
4 Nisi hostes celerrime e castris fugavisset, mente privatus non esset. Als hij niet razendsnel de vijanden uit het legerkamp verjaagd had, was hij niet van zijn verstand beroofd.
5 Quod amicus prudenter dixerat, nimia audicia spernere audebas. Wat jouw vriend bedachtzaam gezegd had, durfde jij met al te grote overmoed te negeren.
6 Ne quid rogavisset, tunc amicus necatus non esset. Had hij maar niets gevraagd, dan was zijn vriend niet gedood.
7 Patroclus cum ab Hectore vulneratus esset, illi ipsi mortem praedixit. Toen Patroclus door Hector verwond was, heeft hij aan die man zelf de dood voorzegt.
8 Nisi deus quidam id prohibuisset, Troiani intra sua moenia superati essent. Als een zekere godheid dit niet verhinderd had, zouden de Trojanen binnen hun eigen muren overwonnen zijn.
9 Ne pugnare recusavissem neve ipse dolore nimio me amico privavissem. Had ik maar niet geweigerd te strijden en had ik maar niet door al te grote smart mijzelf van mijn vriend beroofd.
10 Ab Hectore necatus non esset, nisi a deo quodam turbatus esset. Hij zou niet door Hector gedood zijn als hij niet door een zekere godheid in verwarring was gebracht.