Hoofdstuk 26, oefening 164
1 Iuvare quisque cogetur. Ieder zal gedwongen worden te helpen.
2 Imperavi, ne quisquam abiret. Ik heb bevolen dat niemand weg zou gaan.
3 Ne hoc cuiquam dicas. Laat jij dit tegen niemand zeggen.
4 Omen quodque explicari debet. Elk voorteken moet verklaard worden.
5 Splendor auri cuique placet. De glans van goud behaagt eenieder.
6 In quoque itinere multa videbamus. Op elke reis zagen wij veel.
7 Oraculum quoddam consuletur. Een zeker orakel zal geraadpleegd worden.
8 Ubi oraculum est, quod consuletur? Waar is het orakel dat geraadpleegd zal worden?
9 Ne quam deam offendat. Laat hij niet een of andere godin beledigen.
10 Discordiam quamque reprehendimus. Wij keuren iedere onenigheid af.
11 Discordia, quam inter vos habetis, reprehendi debet. De onenigheid die jullie onderling hebben, moet afgekeurd worden.
12 Portu quodam recedebamus. Wij trokken ons terug uit zekere haven.
13 In quo portu eratis? In welke haven waren jullie?
14 Cogi quisque potest. Iedereen kan gedwongen worden.
15 Misericordia deorum quorundam minima est. Het mededogen van bepaalde goden is minimaal.
16 Quis verba sapientia dicet? Wie zal wijze woorden spreken?
17 Si quae verba dices, a quoque cive laudaberis. Als je enige woorden uitspreekt (zal uitspreken), zal je door elke burger geprezen worden.
18 Verba, quae dicis, insolentia iudicamus. Wij vinden de woorden die jij uitspreekt onbeschoft.
19 Quis ea verba , quae impudentia putabas, dixit? Wie heeft die woorden die jij schaamteloos vond, uitgesproken?
20 Quare amicos illos, quorum sapientiam scitis, non consulitis? Waarom raadplegen jullie die vrienden niet, wier wijsheid jullie kennen?
21 Ne quemquam laederes. Beledigde jij maar niemand.
22 Deae cuiusque opem implorabam. Ik smeekte om hulp van welke godin ook maar.
23 Quorundam opem deorum imploravimus. Wij hebben de hulp van zekere goden ingeroepen.
24 Deae, quarum opem imploratis, vos exaudiant. Moge de godinnen, wier hulp jullie afsmeken, jullie helpen.
25 Si quorum opem deorum implorabis, exaudieris. Als je de hulp van enige goden inroept (zal inroepen), zal je verhoord worden.
26 Oro te, ne cui civi consilia nostra aperias. Ik vraag u dringend onze plannen niet aan enige burger te openbaren.
27 Caveamus, ne quo dolo capiamur. Laten we oppassen dat we niet met een of andere list gepakt worden.
28 Ne cuiquam invideres. Was jij maar op niemand jaloers.
29 Gravi quodam luctu mulieres hae afficiebantur. Deze vrouwen werden getroffen door een bepaalde drukkende droefgeestigheid.
30 Quis cuique aderit? Wie zal eenieder bijstaan?