DBG, I, 1 R. 1 t/m 15
Heel Gallië is verdeeld in drie delen, van welke de Belgen er één bewonen, de Aquitaniërs een ander / een tweede, een derde zij, die in de taal van henzelf de Kelten, in onze taal Galliërs genoemd worden. Deze allen verschillen onderling in taal, instellingen en wetten. De rivier de Garumna scheidt de Galliërs van de Aquitaniërs, de Matrona en de Sequana scheidt <hen> van de Belgen. Van al dezen zijn de Belgen het dapperst, vanwege het feit dat zij het meest ver af staan van de cultuur en de beschaving van de provincie, handelaren het minst vaak bij hen langs komen en zij die dingen, die strekken tot het verwekelijken/verzachten van de geesten, importeren, zij het meest dichtbij de Germanen zijn, die aan de overzijde van de Rijn wonen, met wie zij continu oorlog voeren. Om die reden ook overtreffen de Helvetiërs de overige Galliërs in moed, omdat zij in bijna dagelijkse gevechten met de Germanen strijden, wanneer zij óf hen van hun eigen gebied afweren óf zelf in het gebied van hen oorlog voeren. Eén deel van hen, waarvan ze zeggen dat de Galliërs het bezetten, neemt zijn begin van (= begint bij) de rivier de Rhodanus (Rhône), wordt begrensd door de rivier de Garumna (Garonne), de Oceaan, het gebied van de Belgen, raakt zelfs / grenst zelfs aan de rivier de Rijn vanaf de Sequaniërs en de Helvetiërs en is gericht (ligt) naar het noorden. De Belgen beginnen vanaf het uiterste gebied van Gallië, strekken zich uit tot het lager gelegen deel van de rivier de Rijn, kijken naar (zijn gericht naar) het Noorden en de opkomende zon ( het oosten). Aquitania strekt zich van de rivier de Garumna tot aan de Pyrenaeische bergen en dat deel van de Oceaan, dat bij Hispania (Spanje) ligt; het ligt tussen de ondergaande zon ( het westen) en het noorden.