Fragment Cena Trimalchionis uit Satyricon van Petronius (versie 2)
Categorie: Auteur > Onbekend (verhalen)
Rond de tijd van het eerste hanengekraai gingen we op stap; de maan scheen alsof het middag was. We gingen tussen de graven: mijn vriend begon naar de grafzerken te lopen. Ik zit daar zingend en telde de grafzerken. Daarna, toen ik omkeek naar m'n kameraad, kleedde hij zich uit en hij legde al zijn kleren langs de weg. M'n ziel was in mijn neus. (ik was doodsbang). Ik stond daar alsof ik dood was. Maar hij plastte rond zijn kleren en plots was hij een wolf. Denk niet dat ik grappen maak; ik verdien geld van geen zo'n groot iets opdat ik zou liegen. Maar, wat ik begonnen was te zeggen, nadat hij veranderd was in een wolf, begon hij te huilen en vluchtte naar de bossen. Eerst wist ik niet waar ik was, daar na ging ik verder om zijn kleren mee te nemen: maar die kleren waren immers in steen veranderd. Wie kon er nu sterven van de angst tenzij ik? Toch trok ik mijn zwaard en ik hakte in het wilde weg op schaduwen totdat ik het landgoed van mijn vriendin bereikte. Ik kwam lijkbleek binnen, ik borrelde bijna mijn ziel uit; het zweet vloog langs mijn bilspleet, mijn ogen waren dood; nauwelijks was ik ooit bekomen. Mijn Melissa begon zich te verwonderen dat ik zo laat op wandel was, en ze zei: 'Als je vroeger gekomen zou zijn, had je ons kunnen helpen; een wolf is immers onze villa binnengedrongen en al het vee deed hij bloed aan hen alsof hij een slager was. Toch had hij er geen plezier in, zelfs als hij gevlucht was: onze oude man doorboorde zijn hals met een speer.' Toen ik dit verhaal hoorde kon ik mijn ogen niet meer sluiten, maar bij het heldere licht ontvluchtte ik het huis van Gaius als een afgeranselde waard en nadat ik gekomen was op die plaats waar de stenen kleren lagen vond ik niets behalve bloed. Toen ik naar huis ging, lag mijn kameraad in bed als een rund en een dokter verzorgde zijn hals. Ik begreep dat hij een weerwolf was en later kon ik geen brood eten met hem, ook niet als je me had gedood. De anderen moeten maar zien wat ze over dat denken. Maar ik, als ik lieg, dan moge ik jullie goden woest hebben.