hoofdstuk 11, tekst 2: Verginius beschermt zijn dochter.
Toen hij deze dingen gevuld met woede had geroepen, verwijderde de menigte zich uit vrije wil, en stond het meisje in de steek gelaten als een misdadige buit. toen zei Verginius, aangezien hij nergens hulp zag: "Appius, ik vraag je asjeblieft, vergeef me eerst voor het verdriet van een vader, als ik enigzins te hard tegen jou ben uitgevaren. Sta me toe dat hier de voedster in tegenwoordigheid van het meisje wordt nagevraagd, wat voor iets dit is, opdat ik, als ik ten onrechte vader ben genoemd, met een gerust hart kan weggaan." Met gegeven toestemming voerde hij het meisje en de voedster weg bij het heiligdom van Cloacina bij de winkels, aan wie nu de naam Novis is, en nadat hij het mes van de slager had gegrepen, zei hij: " dit is de enige manier waarop ik jou in vrijheid kan stellen, dochter". Vervolgens doorboorde hij het hart van het meisje en kijkend naar het podium zei hij: "Appius, met dit bloed vervloek ik jou en je hoofd." Verschrikt door het opkomende geschreeuw voor zo'n gruwelijke daad, beval Appius om Verginius te arresteren. Hij baande met zijn zwaard een weg, waarlangs hij ook maar ging, terwijl een menigte van begeleiders hem zelfs in de gaten hield, totdat hij de stadspoort had bereikt.