Hoofdstuk 9, oefening 85: Apollo en Diana wreken hun moeder Latona
Categorie: Boek > Fabulae
De echtgenote van Amphion, koning van Thebe, heet Niobe. Zeven zonen en zeven dochters heeft zij. Niobe is hoogmoedig.
Op een keer worden alle moeders uit Thebe door een helderziende vrouw naar de tempel geroepen; zij moeten Latona eer bewijzen. Maar koningin Niobe weert de vrouwen van de tempel: “Ik verbied jullie Latona te vereren. Ik ben een dochter van goden en koningin van Thebe. Ik bezit enorme rijkdommen. Mijn gelaat is gelijk aan dat van een godin. Zeven zonen en zeven dochters heb ik. Latona heeft één zoon en één dochter. Ik ben gezegend. Het lot maakt mij onaantastbaar. Als ik veel kinderen verlies, houd ik er nog veel over. Ik vrees de dood niet. Veracht Latona, moeders, want zij is bijna kinderloos. Keer terug naar huis en zet de kransen van jullie hoofd af!” De vrouwen zijn bang voor de woeste koningin. Dus verlaat men de tempel.
De onbeschaamde woorden worden door Latona gehoord. Woedend zegt zij tegen Apollo en Diana: “Luister, kinderen. Ik word door een sterfelijke vrouw geminacht. Ik word van de altaren gebannen, tenzij jullie mij helpen en verdedigen. Zij noemt mij kinderloos! Straf de trotse vrouw. Maak Niobe kinderloos!”
“Houd op, moeder” antwoordt haar zoon. “Veel woorden zijn slechts uitstel van straf!” Apollo en Diana snellen naar de hoge burcht van Thebe. Pijlen worden tevoorschijn gehaald, bogen worden gespannen.
De zonen van Niobe spelen op een veld dichtbij de stad. Door de pijlen van Apollo worden er twee bij het paardrijden gedood, en twee in het worstelperk. Twee anderen rennen naar hen toe; zij willen de wonden van hun broers verzorgen, maar gaan ten onder bij dit vrome werk. De zevende, het kleine broertje, heft smekend de handen ten hemel en bidt: “Alle goden en godinnen, spaar mij!” Apollo raakt bijna geroerd door de prille leeftijd en de smeekbede van de jongen, maar reeds zoeft het projectiel: al Niobes zonen zijn dood.
Evenzo worden de zeven dochters door Diana verwond en gedood, terwijl zij in rouwkleding rond de lichamen van hun broers staan.
Zo wordt de eer van Latona gewroken. Niobe blijft alleen over. Verweesd zit zij terneer en weent. De hoogmoed van de ongelukkige moeder wordt gebroken door de toorn van de wrede goden. Door koude en rouw verstijft Niobe. Haar lichaam wordt een steen, maar de steen weent nog steeds. En zelfs nu nog laten marmerstenen hun tranen druipen.