Hoofdstuk 8, oefening 79
1) De Romeinen vereren Mars als een godheid.
2) De Romeinen vrezen Mars, de oorlogsgod, niet.
3) Vulcanus stemt de bewoners van het eiland Lemnos dankbaar.
4) De Romeinen menen dat de zon klein is, de aarde groot.
5) Jupiter noemt zijn dochter Minerva.
6) De Romeinen menen dat Romulus een zoon van Mars is.
7) Vereer Jupiter als de oppergod.
8) Kom naar Jupiter, de oppergod.
9) Wij vinden Lemnos een mooi eiland.
10) De Romeinen noemen de hoogste god Jupiter.
11) Zeelieden vereren Neptunus als god van de zee.
12) Vereer Ceres, de graangodin. / Vereer Ceres als de godin van het graan.
13) Minerva, bescherm de akkers van de Atheners.
14) De Cyclopen maken van ijzer goede wapens.
15) Jupiter stemt de goden en mensen dankbaar.
16) Hij smeekt Jupiter, de oppergod.
17) Wie vindt de vorm van het beeld van Minerva mooi?
18) Woede maakt Jupiter woest.
19) Jullie weten dat de orakels van de goden oud zijn. (aci)
Jullie kennen de oude orakels der goden.
20) Wij vinden de orakelspreuken van de godheid duister.