Tekst 15: Matrona (versie 3)
Moeder: Hallo, mijn dochter! Ik ben blij je te zien in je nieuwe huis. Acht dagen geleden vierden we jouw huwelijksfeest. Het bevalt je toch zeker wel echtgenote te zijn van Lucius Caecilius Longus?
Dochter: Ik ben blij en tevreden. Mijn Lucius heeft niet veel geld en niet een lange rij van slaven, maar houdt veel van mij, zoals ik houd van hem. Daarom zijn wij genoeg tevreden in ons kleine huis.
Moeder: Voor jou begint een nieuw leven. Wij, de Romeinse vrouwen des huizes, besturen het huis van de echtgenoot en voeden de kinderen op.
Dochter: Kinderen? Onzin! Wij hebben geen kinderen.
Moeder: Jullie hebben nog geen kinderen. Maar geloof mij, na een helemaal niet lange tijd zal er een kleine Caecilius of Caecilia zijn. De kinderen opvoeden is de belangrijkste opdracht van een goede vrouw. Houd het voorbeeld van Cornelia altijd in herinnering. Ooit bezocht een vriendin Cornelia. De vriendin had mooie edelstenen en toonde die aan Cornelia. Ze bracht haar naar de plek waar de kinderen speelden. Ze zei: 'Kijk, Tiberius, Gaius en kleine Sempronia zijn mijn edelstenen.'
Dochter: Je vertelt altijd stokoude verhalen! Het voorbeeld van Cornelia maakt me bang, want de ongelukkige vrouw heeft veel kinderen aan de dood verloren. De grote liefde tussen Cornelia en haar echtgenoot Sempronius bevalt mij. Eens had Sempronius immers in zijn eigen bed twee slangen zien liggen, een mannetje en een vrouwtje. Hij raadpleegde een waarzegger. De waarzegger antwoordde: 'De slangen kondigen de dood aan: de vrouwtjesslang kondigde aan uw echtgenote de dood aan, het mannetje de uwe. Van de slangen moet u er één doden. Het is echter aan u toegestaan over de dood van u en uw echtgenote een besluit te nemen.' Sempronius doodde het mannetje: zo gaf hij zijn leven voor zijn geliefde echtgenote!