Hoofdstuk 13, tekst 6A: Dido wil sterven
Categorie: Boek > Fortuna > Boek 3
Dit zei ze: en zij overwoog steeds maar weer alles, terwijl zij verlangde zo snel mogelijk het gehate (levens)licht af te breken. Toen heeft zij kort gesproken tot Barce, de voedster van Sychaeus, want de donkere as had haar eigen voedster in haar vroegere vaderland (de voedster van Dido is overleden).
Mijn lieve voedster, breng mijn zus Anna hierheen, zeg dat zij zich haast het lichaam te besprenkelen met water uit de rivier (ze gaat een offer brengen) en ze moet de dieren en het voorgeschreven zoenoffer met zich meebrengen.
Zo moet ze komen en jij bedek zelf je slapen met de heilige hoofdband. Het is mijn bedoeling: een offer te volbrengen voor de Stygische Juppter die nadat het is begonnen naar behoren is voorberied (offer), een einde te maken aan het verdriet over de Trojaanse mens, en een brandstapel in brand te steken.
Zo sprak zij. Zij versnelde haar pas met het enthousiasme van een oud vrouwtje. Dido onrustig en woest door de verschrikkelijke plannen, haar bloeddoorlopen ogen ronddraaiend, haar trillende wangen bespat met vlekken, bleek door de naderende dood, ze stormt het meer naar binnengelegen gedeelte van het huis binnen en ze beklom de hoge brandstapel als een bezetene en ze ontblote het Dardaanse zwaard, als geschenk gevraagd maar niet voor dit gebruik. Toen, nadat zij de Trojaanse kleding en het bekende bed had gezien, heeft ze even gewacht in tranen en in gedachten en ging op het bed liggen en zei de laatste woorden: Aangename kleding (die eens van hem was) (ze vindt het heel erg dat Aeneas weggaat, ze heeft nog iets met hem) zolang het lot en de god het toeliet, neem het leven aan en bevrijd mij van het liefdesverdriet.
Ik heb geleefd en ik heb de tocht volbracht die het lot mij had gegeven en nu zal de grote schim van mij onder de grond gaan. Een prachtige stad heb ik neergezet, ik zag mijn stadsmuren, mijn man wrekend heb ik genoegdoening gekregen van mijn broer (man vermoord door broer, zij doet het zelf).
Gelukkig, eigenlijk te gelukkig, als maar nooit de Dardaanse schepen onze kust hadden bereikt. Zo sprak zij. En met haar gezicht op het bed gedrukt zei zij: wij zullen ongewroken sterven maar laten we toch sterven. Zo, zo wil ik afdalen in de onderwereld.
Wrede Trojaan moet met zijn ogen dit vuur opnemen vanaf de zee en laat hem het teken van onze dood met zich meenemen (teken= haar dood is het slechte voorteken van zijn dood)
Zij had gezegd en de dienaressen zien dat zij is neergevallen in het zwaard, temidden van dergelijke woorden, en zij zien het zwaard schuimend door het bloed en de bespatte hand. Het geschreeuw gaat door het hoge paleis en de roddel gaat als een razende door de in hevige beroering gebrachte stad.