Tekst 17
Orakeluitspraak
Naar Delphi« kwam de koning van de lydiers Kroisos. Kroisos was erg boos op de Pythia en zei tegen haar: 'Deze boeien geef ik aan de god als buit van de oorlog, want Kyros, de koning van de Perzen, overwon mij, en hij bracht me boeien. Maar ik wilde je vragen: waarom zijn de goden van de Grieken onbetrouwbaar? Ik eer immers altijd vooral Apollo en vaak heb ik geschenken hierheen gestuurd: vele offerdieren heb ik geofferd. Maar jij hebt me bedrogen. Je hebt me immers ooit voorspeld: 'Als je oorlog zult voeren tegen de Perzen, zal je een groot rijk vernietigen.' Doordat het rijk van de Perzen groter is dan het rijk van de Lydiërs, meen ik dat jij me aanraadt om oorlog te voeren. Maar toen we oorlog voerden, overwonnen de Perzen. Waarom dus hebben jij en de god de waarheid voor me verborgen?'
De Pythia lachte en zei tegen Kroisos: 'O dwaas, wees niet boos. Want voor niemand van de mensen is het mogelijk om het lot te ontvluchten, en voor jou hebben de Moirai bepaald dat de Perzen je zouden verwoesten. Toen je het orakel hoorde, heb je verder niets gevraagd; want je verlangde ernaar om oorlog te voeren en je hoopte de eer van de overwinning te krijgen. Het rijk van de Perzen is groter dan het rijk van de Lydiërs, maar zie het zo: Een muis is in de ogen van mensen klein, maar in de ogen van vlooien groot. Ik heb je dus nooit bedrogen, maar jij begreep het orakel niet en je hebt de Lydiërs niet voldoende beschermd.'