Tekst 13: Theatrum
Het theater
Aan de overkant van de rivier de Rijn woonden de Friezen. Eens maakten de aanvoerders van de Friezen, met de namen Verritus en Maiorix, een reis naar Rome met een verzoekschrift. Nadat zij het verzoekschrift aan de keizer gaven, bleven ze enige tijd in de stad. Ze woonden bij Roscius, een burger van de stad Rome. Roscius liet de Friezen de stad zien. Toen bracht hij hen naar het huis van een vriend. De vriend vulde voor de gasten de bekers met wijn. Hij plaatste de bekers voor de gasten en begon een gesprek.
Vriend: ''Rome bevalt jullie toch zeker wel?''
Malorix: ''voordat ik naar Rome kwam, had ik nooit eerder zoveel gebouwen gezien!''
Verritus: ''Overal heb ik marmer gezien! In Friesland, waar ik tot nu toe heb geleefd, hebben wij geen marmer. wij bouwen slechts met hout."
Vriend: ''Zeg mij, Roscius, wat heb je aan de Friezen laten zien?
Roscius: ''Ik heb eerst het forum laten zien en de burcht en de rivier. Toen gingen wij het theater binnen, waar een voorstelling was. Ik zei: 'De keizer biedt de voornaamsten van de Romeinen en vreemdelingen altijd de beste plaatsen aan, bijvoorbeeld aan de Vestaalse Maagden, del dapperste bondgenoten.... Meteen renden Verritus en Malorix naar de beste plaatsen. Spoedig zaten zij tussen de voornaamsten dicht bij het toneel. Ik heb erg gelachen!'' Verritus: ''Waarom heb jij gelachen, Roscius? Niemand overtreft immers de Friezen met de wapens of in trouw: wij zijn de dapperste bondgenoten.''
Vriend: ''Zonder twijfel. Daar konden jullie de voorstelling natuurlijk goed zien. Wat hebben jullie gezien?''
Malorix: ''Op het toneel stond een slaaf bij zijn meester. De slaaf was brutaal en lachte de meester uit. De meester tilde een stok op en begon de slaaf te slaan. Die rende echter over het toneel. De meester kon, omdat hij een oude man was, hem niet te pakken krijgen. Nadat hij ver van de oude man was gevlucht, bleef de slaaf staan. Hij lachte de meester steeds weer uit. De Romeinen lachten.''
Verritus: ''Dat was toch zeker niet grappig? Integendeel, ons beviel het verhaal over de meester en de
slaaf helemaal niet.''
Roscius: (fluisterend tot zijn vriend) ''Geloof mij: Friesland lacht niet!''